198 Algemeene regels, om de jeugd leert, zoude hun dit, meent gü, wel genoegen geven? Zoudt gij hen dan wel waarlijk lief- hebben 2” > Zeggen uwe ouders fomtijds niet wel eens tegen u: doe dat!” Dan gebieden. zij iets. Zouden zij u echter wel iets gebieden, dat voor u fchadelijk is? Wat gebieden zij u dan wel? — Zeggen zij fomtijds ook niet: „, doe dat niet! Laat het (taan! * Dan verbieden zij u wat. Zou- den zij u nu wel iets verbieden, wat nuttig voor u is? Wat dan? Meent gij, dat zij u het nuttige zouden gebieden, en het fchadelijke verbieden, zoo zij u niet lief hadden? Dus kunt gij ook daaraan, dat zij u iets gebieden of verbieden, ontwaren, dat zij u beminnen. Maar, weet gij niet zoo goed als zij, wat voor u nuttig of fcha- delijk is? Zoude het dan wel voorzigtig van u gehandeld zijn, wanneer gij niet deedt, wat zij u gebieden? Dit ware ongehoorzaamheid,” > Wat doen uwe ouders wel, wanneer gij ongehoorzaam zijt? Waarom beftraffen zij u dan? Dan moeten zij toch van harte gaarne wenfchen dat gij een braaf kind moogt worden. Kunt gij uu ook uit de ffraffen- befpeuren, dat zij u liefhebben? Zoudt gij meenen , dat het ftraffen hun genoegen baarde? Toont gij wel door uw gedrag, dat gij hen lief hebt, wanneer gij door uwe ongehoorzaamheid hen noodzaakt om u te ftraffen 2” … Maar, kost het uwe ouderen niet veel ar- beids en zorgen, om u al dat gene te kunnen geven wat gij behoeft? Ja, zekerlijk: zij moeten daarvoor dikwijls zeer zuur arbeiden, menigen Gapeloozen nacht, enkel uit zorg voor uw on- derhoud en geluk, doorbrengen, en zich ee dik-