Full text |
No. 1485
voeding de vwetgever aan den vader de be-
slissende stem geeft. Wanneer een minderjarig
kind wilhuwen is echter thansde toestemming
van vader en moeder beiden veréischt. Vroeger
moest die ook wel aan beiden worden gevraagd,
maar de toestemming van den vader alleen
was voldoende om het huwelijk te kunnen
sluiten, Thans zal ook indien enkel de moeder
hare toestemming vweigert, het huweliÿk
moeten worden uitgesteld tot de meerder-
jarigheid van het kind. Zoo goed als de man
van rechtswege voogd is over zijne kinderen,
zal de vrouw thans voogdes zijn over hare
kinderen, zonder dat de vader daartoe bi
testament iemand anders kan aanwijzen of
haar eenen medevoogd terzide stellen. Een
practisch gevolg van het begrip, dat de ouder-
like macht wordt uitgeoefend door beide
ouders gezamenlijk is ook dit, dat ingeval
van echtscheïiding, van overlijden van een
der beide ouders\of bij onechte kinderen
enkel sprake kan zijn van voogdij en voogdij
kent onze wetgeving uitsluitend onder toe-
zicht van eenen toezienden voogd, van eenen,
dwarskijker, waaraan voortaan. zoowel de
vader-weduwnaar als de moeder-weduwe ver-
an
_ zetting'uit de voogdij kan wordén aangevraagd
Gelijkstelling is ook verkregen hierin dat de
moeder-weduwe in het geval van een tweede
‘ huweliÿjk het vruchtgenot van het vermogen
harer minderjarige kinderen verloor, terwijl
de vader-weduwnaar het bij tweede huwelijk
behield. Thans zal ook de moeder-weduwe,
die hertrouwt, dit vruchtgenot behouden.
Het zwaartepunt van ditalles ligtvolgens mr.
Canes daarin, dat vroeger de vaderlijke macht
was een onaantastbaar recht, waarvan men
alleen vervallen kon worden verklaard in
zeer ernstige gevallen in het Wetboek voor
Strafrecht genoemd, Die vervallenverklaring
was steeds eene strafrechterlijke bepaling
uitgesproken derhalve voor eenen bepaalden
tijd. Was die tijd verstreken dan keerde het
kind weder onder de vaderlijke macht en al de
schadelijké invloeden van dien terug. Daarom
heeft men thans, uitgaande van de meening,
dat het hier geldt een veiligheidsmaatregel
in het belang van het kind, de ontzetting uit
de ouderlijke macht van het Wetboek van
Strafrecht overgebracht naar het Burgerlik
Wetboek. Die ontzetting kan nu worden uit-
gesproken voor onbepaalden tijd en ook pre-
ventief, bijv. wanneer slecht levensgedrag van
een der beide ouders gevaarlijk dreigt te
worden voor de moraliteit van het kind.
Wordt een der ouders ontzet, dan treedt de
andere ouder op als voogd; maar deze kan
ontheffing daarvan aanvragen, indien hij of
zij meent, dat het belang van het kind eischt,
dat het niet in de ouderlijke woning zai
blijven vertoeven, of indien hi of zij zich
anderszins onmachtig voelt tot de opgelegde
taak. Maar terwijl ontzetting uit de ouderlijke
macht blijft een straf, is de ontheffing daarvan
bedoeld als tegemoetkoming in geval van
onvermogen. Zi wordt dan ook enkel op
aanvrage verleend.
Dese bepalingen omtrent ouderlijke macht
en voogdij worden in hoofdzaak geregeld in
de eerste der drie zoogenaamde Kinderwetten,
/ de vet van 9 Januari 1901 tot wijziging en
aanvulling der bepalingen in het Burgerlijk
Wetboek betreffende de ouderlijke machten
de voogdi. De beide andete wetten, die van
12 Februari 1901 houcende wijzigingen en
aanvullingen aangaande de strafrechtspleging
van jeugdige personen, en die andere, mede
van 12 Februari 1901, houdende maatregelen
en voorschriften betreffende jeugdige perso-
nen, ook wel Beginselenwet genaamd, konden
door den spreker om het ver gevorderde
uur, jammer genoeg, niet meer worden toe-
gelicht.
In het op deze belangwekkende rede vol-
gende débat ontkende mevrouw Drucker, dat
de positie der vrouw door de nieuwe wetten
is verbeterd. Onaangetast bleef de maritale
macht en bij de instelling der ouderlijke
macht heeft de moeder geene gelikstelling
met den vader verkregen daar den laatsten
door den wetgever de beslissende stem wordt
gewaarborgd in zake beroepskeuze voor het
kind of de bepaling van zijn domicilie. Niet
de superioriteit verlangt zij voor de vrouw,
maar wel éenig middel van verweer en dat
woordde hierop, dat hij ook van geene alge-
heele gelikstelling voor de wet gesproken had;
maar dat hij enkel had willen wijzen op eenige
lichtpunten en op gaken, die door de vrouw
reeds nu als winst kunnen worden geboekt,.
Ook hem hebben de kinderwetten nog niet
ten volle voldaan en aan de door mevrouw
Drucker aangewezen leemten hoopt ook hi,
dat mettertijd zal kunnen worden tegemoet-
gekomen.
Joanna W. À. NaBer.
Uit ’t leven van merkwaardige vrouwen,
door dr. ALETTA JACOBS.
De ,Hoop op Zegen” is ’t geweest, die
mevr. dr. Jacobs, meerdere verspreiding heeft
doen geven aan de door haar vroeger reeds
in ’t Maandblad voor Vrouwenkiesrecht gepu-
bliceerde korte biografieën van vrouwen, wier
leven grootendeels gewijd is geweest, of nog
is, aan den strijd om gélijke rechten en gelijk-
soortige plichten voor vrouw en voor man.
»Op hoop van zegen”.... want haar doel
is, door ’t in wijder kring publiceeren van
dit werkje, aan te toonen — méér nog den
vijand, dan den vrind — wat vrouwen ver-
mogen, 66k op ’t, eerst sinds 700 kort door
haar betreden, terrein van socialen arbeid,
Het zijn de tegenstanders, de ,lakse” 66k,
wien zij de oogen wil openen, opdat zij er-
kennen en.... gaan bestrijden de onrecht-
vaardigheid, waaronder de vrouw sinds ontel-
bare eeuwen gebukt gaat, die ten verderve
voert niet alleen haar eigen geslacht, maar ook
dat van de machthebbenden. — In ’t mij
ter bespreking toegezonden boekske — door
de bekende firma F, van Rossen, Amsterdam,
keurig uitgegeven — behandelt mevr. J. niet
dan Amerikaansche, en één Engelsche kamp-
vechtster voor het goed-recht van de vrouw.
Het zijn alle kranige vrouwen, die met groote
geestkracht, machtige zelfopoffering en heer-
like liefde bestrijden het (valsche) recht van
den man om, ten opzichte der beide geslachten
steeds te meten met twee maten: de ruime,
z00-véél-bergende voor het spier-sterker, de
kleine, niets-echier-doorlatende, voor het
spier-zwakker deel der menschheïd.
Een groote aantrekkelijkheid biedt dit
werkje door twee eigenschappen:
1. Door de bijvoeging van wél-ver-
zorgde reproducties van goede portretten der
besproken personen.
2. Door de beknopte wijze, waarop de
biografie van elk dier vrouwen is geschreven.
Het zijn de volgende personen, wier namen
menigeen zeker niet geheel vreemd zullen
klinken, die Mevrouw Jacobs behandeld heeft:
I. Ælisabeth Cady Sianton, nu twee jaar
geleden op zeven en tachtig-jarigen leeftijd ge-
storven, wier laatste handeling, geen twee
uren vo6r haar verscheiden, is geweest:
dicteeren van een vrzoekbrief aan mevr. Roose-
weldt, opdat deze haar invloed mocht trachten
uit te oefenen op haar echtgenoot, ter ver-
krijging van stemrecht voor de vrouw.
II. Miss Frances Power Cobbe, de nu
drie en tachtig-jarige wakkere en hoogst-
intelligente strijdster, grooté redenaarster ten
bate van + zelfde doel.
III. De reeds volgens portret z00 bijzonder
sympathieke predikante Anna Howard Shaw,
die uit eigen ervaring weet te verkonden,
wat zij-te-verdurem heeft gehad, als gepromo-
veerd godgeleerdé, van de zijde harer man-
like christen collega’s.
IV. Mevrouw Carrie Chapmann Cat, pre-
sidente van den in 1904 te Berlin, tidens
* Internationaal Vrouwen Congres opgerichte
Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht.
Helen Loring Grenfell, is de laatste
der Amerikaanschen, wier beeldtenis en
levensschets in genoemd boekje verschijnt.
Ook wat deze vrouw in Colorado tot stand
heeft gebracht, hoe gezegend haar werkzaam-
heid daar steeds nog is, tis waarlijk waard
geweten te worden.
VI. Lady Henry Somerset, de zoo hoogst-
sympathieke door medelijden- en eigen-leed-
wetende, Engelsche, van oud-adelÿÿk geslacht,
sluit den reeks der vrouwen, die, zooals
dr. Jacobs hoopt, navolgers [mogen vinden
in ’t nû jongere geslacht, navolgers onder
vrouwen, maar 66k medestrijders onder de
mannen.
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
A. J. in haar voorwoord. Van harte hoop
ik, dat inderdaad door de lezing van dit in
brochure-vorm verschenen werkje, krachtige
volgers mogen verkregen worden.
den Haag, Nov. ’05. VROUWKE.
Friesche sohetsen,
door N. vAN HroHTum.
Wie ooren heeft om te hooren en oogen
heeft om te zien. geniet van de nieuwe kin-
derlectuur. Wat een verschil met 20 jaar
geleden ! Toen werden de kinderen verschrikt
met avontuurlijke moord- en roofgeschiede-
nissen, vol tijgers, leeuwen, schipbreuken en
zeeroovers, df verveeld met brave Hendrik-
ken. — En tot afwisseling diende een schreeu-
werig paljassen prenteboek of een verbluffend
tooneel uit de Omgekeerde Wereld, waar een
vos in rooie jas en witte broek de boerin
betrapte, die kippen stal, waar de oojevaar
met een omslagdoek gewapend stond te hen-
gelen en waar een hond in dandy-costuum
uit wandelen ging met een lange pluimstaart,
die door de rokspanden kwam kijken als
verradend kenmerk van zijn ras.
° En nu... ook hier eindelÿk verfjning en
waarheid. Het schoonheïdsgevoel wordt geen
geweld aangedaan ; de kinderen worden niet
overschreeuwd met verbluffende bontheïd,
maar ze worden ingeleid in den feesttuin
van het gchoone, waar de bloemen hare
kelkjes kunnen ontplooien bij malschen regen
en koesterenden zonneschijn.
Lees b.v. eens No. 3 uit den bundel ,;,0p
Zondagmiddag” - het beste en fijnste ver-
haaltje uit het boek; is dat niet een genot
voor een harmonies-ontwikkeld kind, de
beschrijving van dat armoedige hutje met
zijn overvloed van bloemén en zijn vlier-
boomen ,die bij elke windvlaag een regen
van aardige, witte sterretjes strooïen over de
hoofden yan de menschen, die er onder staan.”
Het is van het begin tot het einde in den
juisten toon, — de eenige fout in min
Friesche oogen is, dat vrouw Jansma met
een witte, gehaakte muts naar de kerk gaat.
Zou dat wel ergens in Friesland gebeuren ?
Ik heb het nooit gezien; de allerarmsten
dragen dan ,los haar”, (een contradictie met
de werkelijkheid want het is een siiÿjf knoe-
deltje) en daarop een hoed. Maar vrouw
Jansma bezit drie strengen gitten met een
gouden slot; daar hoort, wat de voornaamheid
betreft, stellig een oorizer bij, al is het dan
ook maar een smal zilveren — gevolgd door
floddermuts en kapotje. Het is maar een
klein vlekje op het overigens zoo mooïe
schilderïjtjie van even weinig beteekenis als
de al te voorlijke kievitten in No. 1 (eieren
zoeken). Een geheel broed — en ,vuil” 00k,
anders vliegen de ouden hun belagers niet
tot rakelings aan het gezicht — en dat in
Maart bÿj guur weer en zelfs vorst — dit had
stellig April moeten wezen. Het verhaal is
echter zoo aardig, vodral dat gedeelte van het
kleine broertje met de denkbeeldige leeuw,
dat die eene tijdfout gaarne wordt vergeten.
Zou No. 2, ,De nièéuwe broek” wel door
Hollandsche jongens #enoten worden? Het
is zoo echt Friesch-leuk in het oorspronke-
lijke — voor mi heeft het dat humoristische
totaal verloren bij déYertaling, maar ik geef
gaatne toe, dat men déve déceptie bijna altijd
heeft bij een vertaalb boek, waarmee 1hen
eerst in het oorspronkelijke kennis maakte.
De ,oude Herinneringen” lijken, mi het
minst geslaagd — het,zijn oude, haast overal
in Friesland bekende Yerhalen, waarvan wel
jets goeds zou zijn te maken, maar het span-
nende ontbreekt ten eenenmale. Wat zou het
de kinderen geïnteres$eerd hebben precies
te hooren hoe ,us Heit” ontsnapté en hoe
hÿ in angst zat, toen hiÿj wegkroop in de
rogge — maar niets van dat alles; een droog
relaas en anders niett — Het beste is nog:
Min eerste paar laarzen”.
Menige jongen, die met een onverschillig
gezicht langs de rommel is geloopen van de
oud kleerekoop, zal nü eens met belangstel-
ling kijken — het zal een nieuwe gewaar-
wording voor hem zijn, dat dergelijke ,,vod-
den” nog hartstochtelijk kunnen worden
begeerd. :
De prentjes zijn niet allen evengoed gelukt
— het mooist zijn de platen, waarin veel
Makkum en de dragonders op weg naar
Frankrijk met ,us Heit” aan de staart van
hét paard gebonden;, maar de vrouw van
Freerk-oom is noodeloos leelijk en de kleine
eierzoeker heeft ook een allerzonderlingst
model. — Maar de oude jodin bij de Leeuw-
arder Waag en het Binnénhuisje van Ate
Gerrits zijn juweeltjes — en versieren wezen-
lijk het boek. A. P.-$.
Lord en lady Lytion. — Modes: Dames-
hoeden in schouwburg-zalen. — Theater
Réjane.
Hoe in Engeland en Schotland de afstam-
-melingen van de grootste geslachten het een
eer-rekenen nationale kunst en letteren hun
machtigen steun te verleenen, is bekend.
Dezer dagen — den 7n November j.. —
heeft onder presidium van lord Lytton de
Sir Walter Scottelub te Edinburgh, hare jaar-
liÿksche bijeenkomst gehouden. Zoon van den,
in de Engelsche letteren beroemden Owen
Meredith, kleinzoon van Bulwer Lytton, is
in dezen telg van een hoog geslacht meer
een staat- dan een letterkundige neiging
aanwezig. È :
Reeds wordt hij gedoodverfd als aanstaand
gouverneur in een der koloniale bezittingen,
waarby lady Lytton niet weinig hem ter zijde
zou Staan en waarin haar gedistingueerd-
artistieke smaak ten bate harer positie zou
komen.
Dat de nauweliÿjks 24jarig lady Lytton
niet onopgemerkt bleef in de hoogste kringen,
blikt uit het gezegde van den eersten minister
Balfour, die haar ,de schitterendste ster
aan Londen’s maatschappeliÿk firmament”
noemde,
Daar Balfour diplomaat is, kan het com=
pliment ook op de schitterende juweelen,
die lady Lytton draagt, en tevens op haar
lief persoontje slaan. In elk geval is het
handig gezegd.
+ T4
Over een allergewichtigste zaak is het
oordeel gevraagd van eenige geestige en be-
kende Parijsche chroniqueuses. Het véél-
besproken feit betreft: het hoeden-dragen
door dames in schouwburgen.
De afmeting en garneering van sommige
dames-hoeden zijn van dien aard, dat zij aan
schouwburgbezoekers een onbelèmmerden
kijk op het tooneel benemen.
Afdoende maatregelen en bevredigende
oplossingen zijn meestal niet makkelijk te
nemen en te vinden, maar, de bezwaren
worden vrijwel onoverkomelijk wanneer be-
stredén moet worden: vrouwelijke ijdelheid
en vrouwelÿk verzet. Vrouwen begrijpen
juist dat, wat zij willen begrijpen, en wat zi
overeenkomstig achten met haar persoonlijke
neigingen.
Marie-Anne l’ Heureux, chroniqueuse van
Femina, heeft een zwakje voor het zeer kleine
hoedje: ,le béguin”. :
Zi zegt: dât is het theater-hoedje, het
staat allerliefst, is bij uitstek geschikt om bij
avond-toilet te worden gedragen, daarbïj is
het een menschlievend hoedje, omdat het geen
ergernis verwekt. Waarlijk, dat coquette,
snoezige hoedje staat elke vrouw allerliefst,
als zij maar een beetje drageliÿk uiterlik
heeft, vindt ieder man haar, met dit hoedje
in den schouwburg, betooverend, omdat ziÿ
hem met die bescheiden hoofdbedekking niet
het uitzicht verspert.
Meyrouw Camille Duguet, van de ,,Nou-
velle Mode” beweert :
Wel zeker, het groote struikelblok : dames-
hoeden in theaters, heeft men op allerlei
wiÿze uit den weg willen ruimen. Het is
een onbegonnen werk. Wanneer een vrouw
vindt dat een groote hoed haar flatteert, dan
draagt zij groote hoeden.
Altijd en overal. Dus ook in den schouw-
burg. Ik zelf ben dol op een grooten hoed,
bekent zij eerlijk. Eens bij een première,
werd mevrouw Camille Duguet zachtjes op
den schouder getikt en een zachte, lieve,
innemende stem vleide: ,0ch, zou u ook
ergens anders willen gaan zitten, want uw
hoed belet mij te zien.”
Camille Duguet keek of er een andere
plaats voor haar was. Alle fauteuils waren
bezet. Ik heb toen, vertelt zij, goedig en
schoot gelegd, maar dat deed ik alleen omdat
ik dien avond bizonder mooi gekapt was.
Mevrouw de Broutellés, medewerkster aan
La Mode pratique” zegt: Hoe een theater-
hoed moet zijn? Zéér zeker geen scherm
dat aan anderen het uitzicht beneemt.
Groote hoeden zullen altijd veel en gaarne
gedragen worden,...achl er zijn zooveel
vrouwen-gezichten die dringend behoefte
hebben aan den flatteerenden slag-schaduw
van breedgerande hoeden, 4
Dat onnoozele hoedje, dat miemendalletje
;le béguin” jawell héél geschikt voor het
theater, mais pas Parisien pour un soul
Alleen Sarah Bernhardt heb ik eens in
Gismonda zien spelen, met een snoeperig
hoedje, maar, feitelijk was dat hoedje niet
veel meer dan een sierlijke touife bloemetjes.
En, voegt Mevrouw de Broutelles er aan
toe, bij een voorstelling van Hedda Gabler
heb ik de dames Le Bargy en Sorel in de
zaal gezien, De dames droegen toen zeer
kleine toques met wapperende aigrettes, dat
stond bééldig. Dat is ook niet gewenscht,
want als er in de zaal zoo iets moois te zien
is dan wordt de aandacht een beetje van
het tooneel afgeleid. ‘ re
Mevrouw de Mirecourt, die onder haar
schuilnaam: ,Swell”, guitige en mondaine
artikelen schrijft in de , Echo de Paris” draagt
zelf monumentale hoeden en komt er rond
voor uit dat groote hoeden veel meer flat-
teeren dan kleine. Om kleine hoeden te
kunnen dragen moet men een onberispelijk
teint hebben. De minste vrouwen, en dan :
nog maar wanneer ze piepjong zijn, bezitten
dit voorrecht.
,Swell” vraagt waarom men niet in alle
schouwburgen zou toepassen wat zij dezen
zgomer in Aix-les-Bains waarnam. De eene
helft van de komedie was bestemd voor
dames mét hoeden en de andere helft voor
dames z6nder hoeden. En wil men min
meening weten ?
Een maatregel die een sterke hoeden-daling
zou doen ontstaan, ware de volgende: In de
vestibules der theaters een aanplakbiljet en
daarop in kloeke, duidelijke letters: Dames
boven de vertig jaar kunnen naar verkiezing
tijdens de voorstelling haar hoeden ophouden.
* +
7
*
De Fransche tooneelspeelster Réjane, ge-
scheiden echtgenoote van den heer Porel,
directeur van het Vaudeville theater te Paris,
wil voor haar kunstzuster Sarah Bernhardt
niet onderdoen. Réjane heeft haar eigen
theater en zal dit feestelijk inwijden met een
prachtvoorstelling van Madame Sans Gène.
De slimme actrice weet wel dat ziÿj het
publiek met dit stuk lokt, want zij is een
uitmuntende Madame Sans Gène. Toch deelt
madame Réjane mee, dat zij niet van planis,
in haar eigen theater z00 héél druk op te
treden, of slechts hoofdrollen te vervullen.
Voor de onbeduidendste rolletjes zal zij zich-
zelf beschikbaar stellen. O6k weer buiten-
gewoon slim, Zij kan dan eens aan het publiek
toonen wat een artiste van een nietig rolletje
weet te maken. Réjane wil haar publiek ook
nog een beetje houden n4 de tooneelvoor-
stellingen. Ziÿj heeft aan haar theater verbon-
den een smaakvol en keurig restaurant, waar
de schouwburgbezoekers onder het genot van
goede muziek gezellig kunnen soupeeren,
Een uitnemende gelegenheid voor artis-
ten, journalisten, Maecenaten, om tijdens het
snabroodje” van gedachtén te wisselen, en,
— du choc des opinions jaillit la vérité.
Carrie.
*x
CNE
Hazen-pastei. Beproefd, deugdeliÿk recept.
Het vleesch van een haas, ontdaan van botjes,
vellen en pezen, wordt met % kilo kalfs-
vleesch en %# kilo varkensvleesch zeer fijn
gemalen. De vermengde vleeschmassa kruidt
men door toevoeging van zout, peper, ge-
stampte kruidnagelen, een fijn gehakt uitje
en een paar schÿfjes citroen. Op den bodem
van een ijzeren pan legt men 200 gram spek
aan repen gesneden. De vleeschmassa spreidt
men er op uit en laat het geheel boven op
de kookkachel twee uur zacht braden. Afen
toe met houten lepel flink doorroeren, ten
einde het gesmolte spek door de pastei te
vermengen.
De hazenpastei in pâté pot of potjes doen.
Bovenkant met een laagje vet. dekken en
bestaat voor haar nergens. Mr. Canes ant- ,»Goed voorgaan, doet goed volgen” zegt | beweging is — zooals b.v. de intocht in | wel mijn grooten hoed afgezet en op mijn | soliede sluiting aanbrengen.
UIT DE NATUU R celkern ; de eicel heeft om. of naast de kern | klein en de andere groot. Onmiddelliÿk | wikkelen, zonder hulp van buiten. Er iseen | figuurtjes de op een volgende toestan-
daarop, zonder dat althans weer een rust- | beletsel ontstaan dat alleen door een hulp- | den, van ?’t binnendringen van de sperma-
Bevruchting, III.
F Even moet ik herinneren aan wat ik op
?t laatst van min vorig opstel gezegd heb.
Er zijn er onder de cellen, waaruit de lichamen
van de hooger georganiseerde wezens bestaan,
enkele, die de bijzondere taak te vervullen
hebben voor nakomelingen te zorgen.
Zulke cellen, hetziÿ dan ei- of sperma-
cellen, onderstheiden zich van de andere in
?t eerst nog weinig. Hun kern is gewoonlik
grooter. Ze hebben nog ’t zelfde aantal kern-
draden, of centrosomen, net als de overige
cellen, de lichaamscellen, van ’t individu
* waartoe zij behooren.
Spermatozoën van verschillende dieren.
Ook die tweeerlei geslachtscellen onder-
scheiden zich in + begin van hunontwikkeling
niet of nauwelijks van elkaar; eerst later
komt het verschil; en als ze hun slotvorm
hebben aangenomen, lijken ze in ’t geheel
niet meer op elkaar, Het ei is een lang-
werpig of veelzijdig voorwerp, een bolletje
of van den bekende eivorm. De spermacel
is een lange beweeglijke draad met een knop,
soms met allerlei aanhangsels, een enkelen
keer van een boorspits met weerhaken
voorzien, zooals bij salamanders. ÆEr bestaan
ook bij dieren zaadcellen zonder beweegdraad ;
z00 is bij de-bloeiende planten de spermato-
zoïide draadloos, terwijl o.a. bij de varens
wéer spermatozoiden met beweegdraden
voorkomen.
En bhoe verschillen ze inwendig! Een
spermacel is een cel waarvan de knop, als
die er is, bijna geheel is ingenomen door de
aan den gang;
meestal nog een provisie-kamer liggen, waaruit
ze voedsel haalt, Trouwens reeds lang voordat
de geslachtscellen, vooral de eene soort, de
eicellen, hun volkomen gedaante hebben
verkregen, zijn ze aan ’t voedselvergaren en
opzamelen geweest. Massa’s andere lichaams-
cellen worden in sommige gevallen daartoe
letterlijk opgegeten door de toekomstige
eieren.
Hoe wonderlijk mooi ook de ontwikkeling
is van de sexueele cellen tot ze volmaakte
ei- en spermacellen zijn geworden en hoe
belangwekkend die is om te lezen en in beeld
gebracht te zien, ik durf er niet aan be-
ginnen; omdat anders dit opstel een heele
serie zou worden en door de lange tusschen-
poozen moet dat menigeen gaan vervelen,
dunkt mi. Ik zal aan ‘t eind de licht ver-
teerbare litteratuur er van opgeven, dan kan
ieder, die er belang in stelt, het zelf nagaan.
Bi enkele dieren is waargenomen dat al
dadelïÿk, nadat de kiem begon te ontwikkelen,
de cellen werden gevormd, die later ei of
spermatozoôn zouden worden, Ze hebben
dan nog ’t zelfde aantal kerndraden als de
gewone cellen; en daar, zooals ieder nu wel
weet, bij de bevruchting de kern van ei- en
spermacel zich tot één kern vereenigen, zou
de kerncel, die daardoor ontstaat, het duüb-
bele aantal chromosomen moeten bezitten,
Maar dan zou bij elke bevruchting het
aantal kerndraden weer verdubbeld moeten
worden. Dat gaat niet op, en er is dan 00k
voor gezorgd, dat het aantal kerndraden stand-
vastig blift.
Daartoe ondergaat elke sexueele cel een
verandering, rijping genoemd, voor ze aan
het bevruchtingsproces mag deelnemen.
Nu bestaat de rijping in een aantal op-
eenvolgende merkwaardige veranderingen,
waarvan de eerste veel liken op de cel-
deeling in *t vorige opstel beschreven. Daarvan
evenwel verschillend, doordat er even een
geheele versmelting vañ de chromosomen
plaats grijpt, die van veel belang is. Tlet
laatste deel van ’#t proces is een splitsing
met een ander verloop. Zooals ’t tweede
figuurtje aanduidt is er weer een splitsing
nu evénwel niet altid
in ‘+ midden van de cel, maar vaak in
de eëéne bhelft. Daarbij treedt de centro-
soom of * attractiestipje naar buiten; de vier
halve kerndraden volgen, en er ontstaan wel
twee cellen als gewoonlijk, maar de eene is
periode intreedt (zooals in ’t vorige opstel ge-
toond is) deelen zich de beïde ei-cellen op
nieuw in tweeën en daar de kerndraden hierbij
zich niet splitsten, dus heele chromosomen
overgaan, bevat elke van de vier nu ge-
vormde eicellen slechts de helft van ’tver-
eischte aantal chromosomen.
De drie aldus gevormde eicellen kleine
gaan te niet — ze zijn rudimentair of abortief
zooals # heet. Alleen de groote eïcel blift,
die heeft nu bijna de volle hoeveelheid
celstof behouden.
Nu eerst is de volkomen eicel rijp voor
ontvangst van een spermacel. Ze is in staat
een nakomeling te vormen, waartoe — bij de
‘hoogere dieren althans — geen enkele andere
cel van ’t lichaam in staat is; maar ze heeft
daarentegen de macht ferloren zich te ont-
E) &)
middsl kan weggenomen worden. En dat
middel is de vereeniging met een andere
geslachtscel, een spermatozoün; die cel is op
zich zelf ook onmachtig geworden tot ver-
menigvuldiging, na ontstaan te zijn uit een
proces dat met de ei-rijping nagenoeg over-
eenkomt.
Wel is ’& enkele malen gelukt, ook door
andere middelen dan de vereeniging met een
spermakern (n.m. door chemische middelen)
de rijpe eicel aan ’t deelen te brengen, maar
in de natuur zal heel waarschijnlik de ver-
eeniging met de spermakern de vaste regel
gäjn, zij t dan met uitzonderingen.
Hoe deze vereeniging toegaat heb ik u
verleden jaar al geschetst in een opstelover
dubbele bevruchting bij een plant. Hier
volgen nog eens in een reeks schematische
Ripen van ’t ei. j
a. Het ei gaat zich deelen (spoelfiguur) maar niet in ’t midden van
de cel. De 4 chromosomen splitsen zich alle in tweeën; na eerst alle
met elkaar tot één draad versmolten geweest te zijn.
en een kleine eicel gevormd elk met 4 kerndraden.
b. Er is een groote
c. De groote deelt
zich zonder rustperiode opnieuw ; de 4 kerndraden richten zich. d. Er vormt
zich weer een kleine cel uit de groote eicel.
Ook de eerste ,uitgestooten” cel heeft zich gesplitst,
daarin over. e.
Twee chromosomen gaan
zoodat er 4 cellen zijn ontstaan elk met 2 kerndraden; drie kleine, die,
te niet gaan, en éen groote, nu de eicel of het eigenlijke ei.
a—j Van het indringen van het zaaddiertje in het rijpe ei tot de
! eerste deeling van de kiemcel, het ontstaan van de vrucht, * embryo.
t
Verklaring in den tekst bij de andere overeenkomstige figuurtjes.\
ons bewezen.” Zoo begint Dr. Teichman in
kern tot aan de eerstvolgende splitsing van
de kiemcel; dat wil dus zeggen tot aan den
eersten aanleg en ’t levensbegin van ’t nieuwe
individu. Die eerste twee deelcellen uit de
ééne bevruchte kiemcel ontstaan, is het begin
van de embryo. De embryonale ontwikke-
ling, is weer een veel omvattende aparte
studie en wetenschap, minstens even belang-
wekkend en belangrijk voor den mensch als
de studie van het leven van de cel op zichzelf.
Het is een bekoorliÿk schouwspel als ei
en saadcel zich gaan vereenigen; en dat er
organismen bestaan, die ons veroorloven met
onze oogen te aanschouyren, wat meestal in
* verborgen geschiedt, is een groote gunst
,Die Befruchtung” zijn beschrijvi
proces, In hoofdzaa planten
uit de zee, bj zcoëgels en zeesterren is h
bevruchtingsproces gevolgd, van minuut tot
minuut om 700 te zeggen. Bi de zeeëgels
zijn de eieren wel heel klein, maar tegelijker-
tijd zeer doorzichtig, daar ze zeer weinig
dooier bevatten.
Als een zwerm spermatozoën, die door
afscheïdingsproducten van ’teikunnen worden
aangelokt, door ’t water heen op ’t ei toe-
wrikken, stulpt zich het ei wat uit, het rekt
zich, als t ware, de naderende zaadcellen tege-
moet, vangt er één van op en omsluit hem,
doch ook maar één. De tweede zou noodlottig
worden voor ’t leven van de eicel. Zoodra
er één, de snelste, binnen is, wordt de toegang
afgesloten, het ei omgeeft zich onmiddelliÿk
met een voor de zaadcellen ondoordringbaar |
hulsel. Ook de draad of staart, van die er
indringt, wordt meestal nog buitengesloten,
zoo snel gaat de poort dicht. Waë er nu
verder gebeurt, wijzen de eenvoudig gehouden
figuurtjes voldoende aan.
Waarop, voor wie ‘t nog niet wist, te
letten valt, om ook ’t volgend opstel gemak-
kelijk te kunnen volgen, is dit: Elke van de
beide sexueele cellen, die nu samen één cel
met een dubbelkern worden, hadden slechts
het halve aantal draden; nu na de vereeni-
ging ist stel weer compleet, en de kern |
bevat zoowel van vaders als van moeders
kant een gelÿk aantal elementen, die eigen-
schappen vertegenwoordigen.
van dit
E. HrimANs.
? |