na den fchooltijds ir kerkgenoetfchap aan de laatften verpligt C*), en daartoe inzonderheid gehouden, uit hoofde van het goede voorbeeld, dat gij aan uwe fcholieren moet geven. Hoort gaarne den goeden raad, welke u, door de Opzieners uwer fchole, mes degedeeld wordt, met opzigt tot de leerwijze „ en Je ndeling van uwe leerlingen; weest vrien- en befcheiden jegens hen; denkt dat zij posten belangeloos waarnemende , niets kunnen bedoelen, dan om met u éen werken tot heil der jeugd ; welke s aanbevolen. — Gij moet ook den oor van uwe gemeente alle ach= n. en is bij anderzins een gefchikt ke welgezind man, moet gij hem in gevallen „ vooral die den godsdienst ike vorming der jeugd betreffen; et je raadplegen. Uwe taak is het toch, niet alleen het verftand der jeugd te befchaven en haar de noodzakelijkfte kundigheden te leeren, maar ook tevens om de harten der teedere jeugd tot deugd en tot ware godsvereering te vormen: gij moet haar vroegtijdig inprenten hetgene zij GOD als onzer aller liefderijken Vader, alle andere mene {chen als onze broeders verfchuldigd zijn, en hoe zij zich in de onderfcheidene betrekkingen; 1] …d waarin zij zich kunnen bevinden, van hare ze- deliijke verpligtingen, op de best mogelijke wije ze, kunne Kwijten: gi kunt u dus in dit ope ziet aanmerken als medearbeiders van hen, wier taak (*) De mogelijke gitzondering „ welke ten aanzien wan Lidmaatfchap van eenig Kerkgenootfchap kan plaats hebben, komt hier niet in aanmerking.