van binnen-in. Zoals een ordelike geest zijn inhoud en zijn leven zakelik wil opstellen, en de logica — naar het gedachte-plan dat hij zich gekozen heeft SI meesteresse wil laten, ten profijte van de gezondheid van zijn denkvermogen, zo wil de ordelike bibliotheek naar een ijzeren geraamte haar samenstellende delen op haar plaats weten. Stellig : ook de auteurscatalogus, en ook de titelcatalogus beantwoorden aan zulke eis... in zekere mate, dat werd reeds gezegd toevalligerwijze. Eai de vraag kan rijzen: moet dan de rangschikking naar auteur en titel niet beschouwd worden als zijnde een hulp voor de lezer? Zeker, tot op een bepaalde grens, voor een min of meer geroutineerd publiek. Maar daarover later wel meer. Fhasen a. en b. zijn echter gegroeid|= hoe men het ook beoordele — uit behoef- ten van de innerlike dienst. Hier wordt dus aandacht gevraagd, voor een uiterlike factor. ^; r- «Welhoe», zal nu toch opgeworpen worden, «thans heeft u zich nog niet bepaald uitgelaten, maar uit het vooraf gezegde blijkt al wel, vermits in a. en b. de enig-mogelike rangschikkingen vervat zijn, dat deze orden moeten over boord geworpen worden ?» «Men gaat het er dus op aan leggen dat te laten vervloeien, wat na jaren pijnlik werk, eindelik, met moeite zuiverend, overzichtelik uiteengehaald werd?» Wij laten de opposant nog maar verder aan het woord : «Men gaat de objectiviteit m de rangschikking, waarom zoveel te doen was, prijsgeven voor een veel gevaarliker en slopender element, het subjectieve ?» De geruststelling volgt onmjddellik: wij kunnen ons geen ordelik gevoerde biblio- theek indenken, welke de objectieve ordening zou lochenen ; wij kunnen ons geen bibliotheek indenken, die geen systematiese catalogus rijk zou zijn, geen alfabetiese lijst te harer beschikking zou hebben. Die kant van de zaak is dus safe. Il faut savoir distinguer ! De grondslag voor wat volgt, vooronderstelt juist het bezit van een nauwkeurig gevoerde syst. catalogus als inwendige ordening, en de vaar-, digheid, de ondervinding, welke ons bijgebracht werden —— door overlevering en eigen werk —• tijdens de opstelling van de syst. lijst zullen ons te hulp komen, zullen ons de routine helpen bezorgen om beter te werken, en om een tastbaar, directer doel naar buiten te bereiken, dan tot nogtoe bereikt kon worden. De subjectieve factor mag dus niet tot vogelverschrikker verheven worden ! Om alle misverstand uitgesloten te houden moet voetnota 2 nog even in herinnering ge- bracht worden: Wij houden enkel ’t oosr gericht op de openbare bibliotheek die haar publiek bereiken wil, dat wil zeggen in ’t gevlei wil komen, die zijn hart wil treffen... en winnen. Hier is sprake van een publiek, dat, in tegenstelling met het wetenschap- pelike (prof. of student) niet een vak kent, noch weet wat het, zoekt; waaraan, in tegenstelling dan weer met het allerprimairste, veel belang gehecht wordt, niet om het cijfer van de duizendkoppige menigte, maar om het gehalte van de enkeling, De objectieve factor in de ordening blijft alzo, streng bibliothéconomies gesproken, heerser achter de toonbank, alleenheerser. ; - , - : ■ ;_,:r ‘ .. ." -’vsjd ;;. T Dat wil echter niet zeggen, dat de bibliotheekwereld zo zielsbang inoet^ wezen voor de subjectieve ordening! Feitelik is ze nooit van de lucht geweest. Zij is ze■ s de oudste. Onze middeleeuwse kloosters ondeischeidden en dat gold de inner i e dienst ! over ’l algemeen vier afdeelingen, gegroepserd in ‘wee hoofdafdeelmgen. I. A. De H. Schrift. B. De Kerkvaders. C. Orthodoxe werken. II. Niet-orthodoxe werken. Zij hechtten natuurlik uitzonderlike waarde aan deze indeling, afgericht op de lezerstand — dat is duidelik —, ook zijn zeer naieve bewijzen ons daarvan toege- 3