so 93 23 39 93 53 95 9 93 99 9 9 93 go 33 55 93 PI) 89 95 59 93 PE) 93 95 97 92 23 25 23 gs Algemeene: regels, om de jeugd 2e Was. men. door. BrevERTE verfla, ges Wanneer -iky iets -met der. daad word , iets/zie„ of. mij iets x bs fpeur ik dikwijls-aan mij zelven, dat genoegen zou geven, indien ik het 6 of nog beter kon. ontwaar worden, of mij van deszelfs bezit verzekeren. … Daarenboven , ges voel ik in mij,zelven eene inwendige aaundrift, een ftreven, om-het nog langer of ‘beter ge= waar te worden , of te bezitten , met een woord , om het voorgeftelde genoegen dade p lijk te genieten. Let eens op, of het met u ook niet-zoo gelegen zij.” Ik heb nog eenige zeer goede appels, die voor u zijn; maar ik weet hog nietsof ik u-die heden of morgen zal geven. -— Ol geef ze ons toch van daag! Maar zeg mij eens, wat dacht gi, toen gi van de appels.‘hoordet fpreken?. Zoo! dat zij goed zouden fmaken. „Dus -ftelde uwe ziet zich dan het;genoegen voor, hetwelke gij ,-on- der heteten derzelven, genieten zoudt. Maar , werdt gij niets-bij-u zelven gewaar, toen ik u zeide, dat ik ude appels heden of morgen zou geven? Waarom riept-gij vallen: geef ze ons toeh van “daag? Merkt giijj-niet , dat uwe ziel eene aandrift: gevoelde, om het voorge- ftelde genoegen dadelijkste- genieten? Weet gi nu ook , hoe men dit ffrewen der ziel noemt? Regt zoo! begeerte, Zeg mij nu eens, KOEN- RAAD! wat noemt men begeerte? Herinnert giij.u niet wel, dat ‚gij ook wel eens begeert naar iets gehad hebt? Wat ontwaardet gij toet vit op ES B De