In verband hiermede moet eens en voor goed de passende vakterminologie opgesteld worden, waardoor de dubbelzinnigheden ophouden en de instellingen door hun naam zichzelf een verkeerde inhoud en doel geven. 4. Ondertussen worden de geesten er rijp voor gemaakt, dat een nationale zaak zon- der sentimentaliteit noch hartstocht een nationale oplossing moet gegeven worden. Vermits alle Belgen, waar ook wonend beneficianten zullen zijn van de te treffen regelingen, is het logisch, dat alle Belgen zullen aangesproken worden door de vestiging van een Nationaal Fonds, onaf gezien waar de op te richten instellingen zich ook zullen bevinden. Dit Nationaal Fonds is geroepen om de „lokale” (soms naar ligging kleine) gemeente- besturen, die heel wat moeten besteden voor hun bibliotheekprestaties (berekend op agglomeratieve of streekgrondslag) bij te staan, zodat deze gemeenten niet geschaad worden in of gebogen gaan onder, hun financiële lasten. De gemeenten, steunpunten van lectuurcentra, die reeds voorzien in lectuurbehoeften van een bepaalde omvang, betalen zo goed als alle andere gemeenten hun aandeel in het Nationale Fonds. Door een hoge subsidiëring door het Fonds wordt deze inbreng evenwel vergoed. Het Nationaal Fonds wordt, behoudens door alle gemeenten, ook ruim gespijsd door Provincie en Staat naar nader te bepalen verhoudingen. 5. Er zal duidelijk omschreven worden, wat onder een modern lectuurcentrum te verstaan is qua diensten, qua toegankelijkheid (dagen en uren), qua lectuurfondsen, qua referentie, qua nationale en vreemde boekenproductie, qua uitrusting (leeszalen, audito- rium, discotheek, filmotheek, jeugd- en adolescentenafdelingen, enz.), qua architecto- nische ambiance enz. 6. Aan de basis van elke „opdracht” (wij staan op dat woord) als locaal of regionaal lectuurcentrum zal de structuur-gedachte liggen, om de onvruchtbare locale versnippering van inspanning en gelden te voorkomen. 7. Vooraleer tot vestiging van een nieuw lectuurcentrum wordt overgegaan, wordt bij ontstentenis van een stadsbibliotheek of een gemeentelijke openbare bibliotheek, onderzocht op welke wijze een bestaand bibliotheekorganisme omgevormd kan worden tot representatieve openbare lectuur-instelling met vrijwaring van alle Iectuurvrijheden, maar ook met de passende waarborgen voor de vrijwillig te beleven lectuurbeperking ; omgekeerd mag het feit der officialiteit van een instelling in het bijzonder zo kwetsbare domein niet ipso facto aanleiding geven tot de vestiging van een of meer andere instel- lingen in een en dezelfde plaats waardoor deze plaats in globo relatief meer toelagen zou opstrijken dan andere. Inderdaad de economie van het land kan slechts een beperkt aantal lectuurcentra van degelijk gehalte verdragen, zodat redelijkheidshalve een numerus clausus nagestreefd móet worden. 8. Het statuut van de bibliothecaris in dienst van een openbaar lectuurcentrum wordt bij de wet geregeld. Het steunt op officieel afgeleverde getuigschriften (van assistent tot directeur) die de diverse graden-in-het-vak vertegenwoordigen en meteen bepalen in welke openbare bibliotheek en met welke graad dit vak kan uitgeoefend worden (zelf- standige locale bibliotheek, streekbibliotheek, centrale, filiale, complex enz.). Ook voor het technisch personeel worden getuigschriften gevraagd. Meteen voor de specialisaties (jeugd, clubwerk, enz.). De passende opleidingsinstituten worden voorzien, en de hiermede gepaard gaande examens meteen. 9. Het apparaat van openbare lectuurcentra verspreid over het land (gemeenten, agglomeraties en districten) wordt aangevuld met een nationale centrale pool, een bibliografisch bureau en een voorlichtingscentrum, dat, internationaal, in contact staat met gelijkaardige organismen ten einde België gelijke tred te laten houden met het buiten- land zo wat initiatieven, als methodes betreft, bemeubeling en bouw, samenwerking enz. 18