denkbeelden te doen verkrijgen, us kind echter eene ligte beftraffing verdiend , vraagt dan een ander; doch vermoedt gij, dat geen der kinderen u fpoedig een gepast antwoord zal ges ven , beantwoordt dan eerst zelf de vraag, en laat uw antwoord door de kinderen herhalene ei Oi to 2 Vervolg der voorgaande, tn de vorige les gaven wij de vereischten ops om naar behooren te vragen, en toonden aans hoe de vragen moeten zijn ingerigt, en wat bij de antwoorden moet worden in het oog gehou den. Thans fchiet ons nog over, om, ter meest naauwkeurige opvolging van den laatst opgeges ven regel, aan te wijzen: Wanneer, en hoe, het onderzoek der jeugd; door middel van vragen, moet worden aangevane gen. Zal een Schoolleeraar zijne leerlingen behoors lijk onderwijzen , dan moet hij den aard en voore raad hunner denkbeelden kennen: en om hiete van onderrigt te worden, is er geen beter mide del, dan het onderzoek; het welk om deze ree den zoo dikwijls gefchieden moet, als hij one zeker is, of de kinderen deze of gene noodzas kelijke denkbeelden bezitten, en of deze denk- beelden juist, duidelijk, klaar en volkomen zijne Ha Het En SN