en de opvoeding der jeugd. 9 hun zelven , maar ook betrekkelijk de Gemeente (*), waaronder zij behooren. Zulk eene Gemeente, die eene goede opvoeding op prijs ftelt, kan fteeds op den besten. zegen van God :hopene Vrede en eendragt zuilen aldaar elkander de hand kusfen; een vrolijk verfchiet der toekomst zal het leed des tijds verzachten, en onder haar te wonen zal reeds zaligheid zijn. Hoe beklagens= waardig zijn daarentegen de kinderen, die zon- der onderwijs en opvoeding opgroeiijijjen! Hoe jammerlijk ziet ‘het er in die Gemeenten uit, waar deze beide hulpmiddelen ten goede „ bijkans algemeen , worden verwaarloosd! En wat kan men er anders van verwacbten dan dat hare le= den, door den tijd, eene bende vam overgegeven booswichten worden, die malkanderen hoe langer hoe rampzaliger maken, en dikwijls jammer en ellende over de naburige bewoners verfpreiden., Wil men dus de jeugd niet laten verwilderen, en daardoor hare verbetering meer en meer moei+ jelijk, ja fomtijds onmogelijk, maken, dan moet men met het werk van onderwijs en opvoeding vroegtijdig aanvangen. Dit leert:ons wederom de ervaring „ waarvan. het fpreekwoard- zijnen oorfprong heeft: mea moet. het riet-buigen. tora wijl het jong is; en ook getuigt de wijze siracH: een óngetemd paard wordt wrevelig: en een onges bonden zoon wordt moedwillig (FH). Geeft hem geen magt in zijne jeugd , en overziet zijne on- Wee C*) Gemeente beteekent in dit werkje niet eene Kerke gemeente, of eene verzameling van leden van eenig Kerk- geLootfchap : maar de gezamenlijke inwoners van cene plaats, het zij ftad „ dorp of gehucht. …_{t) Siracn XXX: 8. A 5 enn Snes RRRS