EN ANDERE VERHALEN. 73 die vervloekte schavuit van Kasper, die hier in het spel is! Niet waar, ondeugend kind, ontaarde dochter, dat het voor dien ellendeling is, dat gij u verstout mij te trotseeren, mij te tergen ?.…. » Nathalia antwoordde niet. Zij kon niet antwoorden. Zij kon enkel schreien en wanhopig de handen wringen. « Kasper! » riep Bert nijdig... « Kasper! » « Ja, Kasper! ’t Is Velker zelf, die 't mij gezegd heeft. Zij is het eens met den mouwstrijker, met den mondfluiter!.… Zij bemint hem!…. Wellicht was hij dezen morgen reeds hier, om haar in hare weerspan- nigheid te sterken, haar tegen u en mij op te hitsen !… Maar, dat hij zich in acht neme, de lafaard !... Dat ik hem niet bij haar vinde, hier in huis ontmoete! Ik sla hem dood, zoo waar er een God leeft! » Juist terwijl hij die woorden uitsprak, viel zijn blik op den pijakker, dien Kasper, gelijk wij gezien hebben, bij zijne intrede in de woning, op eenen stoel had geworpen. In zijne haast, om weg te komen en niet door Bavo en Bert verrast te worden, had hij dien, bij zijn vertrek, vergeten. Als een hongerig roofdier op zijne prooi, schoot Bavo er op los, vatte het kleedingstuk, smeet het op den vloer, vertrapte het, als wilde hij ‘t met de voeten vermorzelen, en riep met een verschrikkelijken vloek : « Wat zegde ik u !... De schurk is werkelijk hier geweest |... Dat is zijn pijakker '…. Het verklaart ons alles |... Maar wee hem, wee den aartsschelm !…. Hij zal niet straffeloos mij tot onder mijn dak komen