denkbeelden te doen verkrijgen. 93 iets, dat men niet vermoeden zoude. Bij voors beeld: Schoon ik ook alle mijne goederen aan den armen gave, en de liefde niet had, zoo zoude het mij geene nuttigheid wezen (*). Is dit wel zoo , als het ligtelijk iemand zoude kunnen toe= fchijnen ? Men zou toch kunnen denken, dat men al een zeer liefdadig werk verrigtte, wanneer men alle zijne goederen aan de armen uitdeelde? Zou= den velen, dit doende, zich daarom niet als, ik weet niet hoe, heilig houden? Hebben dezen in hunnen waan wel gelijk? Wat zegt PAULUS er van? — Of d, en eindelijk bevat de eene ftelling dikwerf eene gelijkenis, of een voorbeeld, van het gene in de andere toegeftemd of ontkend wordt. Dus zegt onze Zaligmaker: Zijt barme hartig , gelijk uw Wader in de Hemelen barme hartig is — Wanneer gij bidt, zoo gebruikt geen ijdel verhaal van woorden, gelijk de Heide- nen, die meenen, dat zij door de veelheid van woorden zullen verhoord worden (}). Hier kan men vragen: waarmede komt dit of dat over= een , of moet het overeenftemmen 2 Waarnaar moe- ten wij ons al of niet rigten? Wie moeten wij ons ten voorbeelde in onze barmhartigheid ome trent onze naasten voorftellen? — Wat moeten wij doen , als wij bidden? Waarin moeten wij, in dit opzigt, de Heidenen niet volgen? enz. Op foortgelijke wijze moet gij ook bij andere korte, ja zelfs ook bij langer, volzinnen handelen. Eerst heldert gij, namelijk, dit noodig oordee= lende, elke ftelling afzonderlijk op, en vervol= gens doet gij den kinderen zoodanige vragen, welke *) I Corinth, XIII: 38 { 34 (4) Marth, Vi: