18.
21
22
umlaaluniniluliilllaaluiuniilauull
5 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59
e
Bekanntmachung
In Ausführung meiner Verordnungen vom 30. Juni d. J. und 23. Juli d. J. (Ziffern 5 und 9) betreffend
die Brotgetreide-Ernte 1915, sowie meiner Verordnung vom 28. August d. J. betreffend Brotgetreide und
Mehl früherer Erntejahre habe ich auf Vorschlag der Zentral Ernte-Kommission vom 15. Oktober ab den
Ausmahlungsgrad für das inländische, sowie für das eingeführte Getreide auf 75 % festgesetzt. Dieser
Ausmahlungsgrad ist dahin zu verstehen, dass aus 1oo Teilen Getreide nicht mehr als 75 Teile Mehl gewonnen
werden dürfen.
Der festgesetzte Ausmahlungsgrad gilt auch für die Selbstversorger.
Haftbar für die Innehaltung des Ausmahlungsgrades ist jeder, der Getreide zu Mehl vermahlt.
Für Getreide, das zum Schroten nach der Mühle gebracht wird, muss Schrot in demselben Gewicht, wie
es der Anlieferungsschein für das Getreide angibt, abzüglich von höchstens 5 % Mühlenstaub, die Mühle
wieder verlassen.
Brüssel, den 9. Oktober 1915.
I/114.
Der Generalgouverneur in Belgien,
Freiherr von BISSING,
Generaloberst.
Bekendmaking
In uitvoering mijner Verordeningen van 30“ Juni jl. en 23° Juli jl. (nrs 5 en g) betreffend den koren-
oogst 1915, evenals mijner Verordening van 28° Augustus jl. betreffend koren en meel uit vroegere oogstjaren,
heb ik op voorstel der Zentral-Ernte-Kommission van af 15° Oktober de maalverhouding voor binnenlandsch
zoowel als voor ingevoerd koren op 75 % bepaald. Deze maalverhouding moet derwijze verstaan worden, dat
uit roo deelen koren niet meer dan 75 deelen meel mogen gewonnen worden.
De vastgestelde maalverhouding geldt ook voor eigengebruik.
Verantwoordelijk voor het nakomen van de maalverhouding is elk, die koren tot meel maalt.
Brengt men koren naar den molen om gestampt te worden, moet het gestampt koren sin hetzelfde
gewicht, zooals het afleveringsbewijs voor het koren het opgeeft, min 5 % maalstof ten hoogste, den molen
weer verlaten.
Brussel, den 9° Oktober 1915.
Der Generalgouverneur in Belgien,
Freiherr von BISSING,
Generaloberst.
AVIS
En exécution de mes arrêtés des 30 juin et 23 juillet 1915 (art. 5 et 9), concernant la récolte de 1915
des céréales servant à la panification, et de mon arrêté du 28 août dernier, relatif au blé et à la farine
provenant des récoltes précédentes, j'ai, sur la proposition de la Commission centrale de la récolte, fixé le
rendement de la mouture, pour le blé indigène ou importé, à 75 %, à partir du 15 octobre prochain. Ce
pourcentage signifie que roo parties de blé ne doivent pas donner plus de 75 parties de farine.
Le pourcentage désigné ci-dessus est applicable aux producteurs qui font moudre en vue de leur alimen
tation personnelle.
Quiconque se charge de la mouture est responsable de la non-observation du rendement prescrit.
Si du blé est confié au moulin afin d'y être soumis au concassage, le blé concassé qui sortira du moulin
devragavoir le poids du blé non concassé indiqué dans le bulletin de livraison, déduction faite d'une quantité
de 5 % au plus pour le rebulet.
Bruxelles, le 9 octobre 1915.
Der Generalgouverneur in Belgien,
Freiherr von BISSING,
Generaloberst.