18 Ovér den post eénis \Schoolleeraar s. ger kan men voor tijd en: eeuwigheid gelukkig zijn; doch dit kan men niet worden , zonder dat men door onderwijs en opvoeding tot wijs- heid en deugd “opgeleid is. De tijd der jeugd is hiertoe’ bijzonder gefchikt; dezen moet gj u dus ten nutte maken , of hij is voor u onher= roepelijk verloren. Doet gij dit niet, en moet gij het u zelven wijten, dat de u toevertrouwde Kinderen flechte menfchen worden, dan brengt gij hen een nadeel aan de ziel toe, waartegen het verlies van alle aardfche goederen niet kan opwegen. want, wat baat het den mensch, zoo hij de geheele wereld wint, en fchade aan zijne ziele lijdt C*)P Onderftelt éens, dat flechts één enkeld kind, door de verkeerde waarneming van uwen post, op. den weg der ondeugd gebragt wierd, hoe groot ware dan dit verlies, En hoe zwaar uwe verantwoording! Een kind van cop tot €Enen vijand van zijnen Hemelfchen Vader op te lei= den; zijne onfchuld zoek te brengen; het uite muntend beeld van zijnen Maker te misvormen 3 zijne deugd te bezoedelen, en hem, in plaats van op den weg ten Hemel , op dien van zijn eeuwig verderf , te brengen. — O! hoe onbee grijpelijk moeijelijk zal het u vallen, om ten dage des regtvaardigen oordeels deze uwe rekening goed te maken! En dit is nog niet altes. Hoe velen , helaas! kan één enkelde booswicht op den weg der ondeugd mer zich flepen! Tot hoe vele zonden kan hijanderen , als jongeling „echtgenoot; vader, of dienstknecht, door zijnen raad en door zijn voorbeeld, niet verleiden! Hoe dikwijls wordt, ar vaals (*) Matth. XVI: 26.