ETT DEE ETET 7 an en wat zou er dan weer veel voor ’t góed-lezen gewonnen zijn. Het valt me dikwijls op, dat oude menschen, menschen van de vorige generatie, veel matiger en prettiger en boeiender een brief of een courantenertikel- tje kunnen voorlezen, dan óns geslacht, dat hapt naar adem en de boel afraffelt, omdat het de gewoonte van kalm en goed voorlezen niet kent. Want natuurlijk : voorlezen kost tijd; het gaat veel langzamer dan wan- neer men in stilte voor zichzelf de blz. overvliegt, maar ik geloof dat er heel wat minder ongelukkige huwelijken, heel wat minder echtscheidin- gen, minder onbegrepen dochters en van hun ouders vervreemde zonen zouden zijn, als we die gewoonte van in het gezin voor te lezen in eere hadden gehouden. Weinig ondervindingen binden zóó, als gezamenlijk ondergane kunstontroering ; zelden beleeft men zoo sterk het gevoel van eenheid, als wanneer men gezamenlijk de schoonheid tegemoet treedt. Wie zóó één avond 10 blz. heeft gehoord of zelf voorgelezen, duikt daar méér verrijkt uit op, dan wie, alleen met zijn oogen, een heel kunstwerk heeft verslonden, want die paar blz. heeft hij dan werkelijk belééfd. Vooral als het een gedicht betreft, kan men eigenlijk niet over de schoonheid oordeelen, als men het niet heeft gehóórd. Weet iemand, die alleen de zwarte letterteekens op wit papier heeft gezien, een hoe rijk orkest, zwaar van ondertonen uw groote dichter Karel van de Woes- tyne in zijn verzen laat klinken > Kan iemand Guido Gezelle's huppel- spel in « het Meezennestje » volkomen waardeeren, als hij z'n stem ten minste niet ééne keer heeft laten meetrippelen >… Het is toch ook eigenlijk iets zoo onwezenlijks en raars, dat we ons hebben aangewend alleen met de oogen te lezen, zonder geluid te maken : ’t is eigenlijk even onwezenlijk als het spelen op een z. g. oefenpiano, waar wél de toetsen neergaan, maar geen klank uitkomt. Zoo'n stomme piano is heel goed om technisch op te oefenen ; en stil lezen is goed voor een wetenschappelijke verhandeling als het alleen gaat om wat er in staat, maar zoodra er sprake is van kunst, is taal toch óók klank : taal is toch niet geboren uit zwarte letterteekens, niet uit een grammatica, niet uit een alphabet, maar uit de spontane ontroering van den oermensch, die in gearticuleerde klanken een uitweg zocht. () Deze lezing werd door Mejuffrouw Annie SALOMONS in April 1922 te Brussel en te Antwerpen voor de Vereeniging voor Nederlandsche Voordrachten gehouden. 240