niet veel noodig om de menschen samen te bren- en. Plots verscheen Jan van Eyewerve, de bal- juw. Hij was zeer waakzaam. Hij wist, dat et ook te Middelburg en elders in het Vrije van Brugge, veel tegenstanders waren van hertog Karel, die ook de rechten der Vlamingen geschon- den had. En de Dinanteezen zouden hun Luik- sche broeders wel voorspreken. Bovendien had de baljuw reeds vernomen, dat de Gentenaren weigerden den hertog te steunen in zijn strijd tegen Luik. De baljuw wilde zich verdienstelijk maken jegens heer Bladelin, zijn meester, die de voor- naamste dienaar, zelfs de schatbewaarder van den vorst was. Zoo waakte hij, om alle pogingen tot onlus- ten te smachten. En nu zag hij een volksoploop en hoorde hij lawaai. Haastig kwam hij met twee knechten naar de haven. — Wart gebeurt er hier? vroeg hij met luide stem. Hein, de kaailooper, wees op René Melun. — Heer, die Dinantees zegt, dat we allen oproer moeten maken tegen den hertog, loog de schelm. __ WValschaard! schreeuwde René verontwaat- digd. 0