De gezel met het stoken van het fornuis belast, was ver- plicht op bepaalde uren daarvoor te zorgen. Hij mocht de druk- kerij niet verlaten op de daarvoor bepaalde uren (L. art. 60). Elke gezel kreeg dit karweitje op zijn beurt (L. art. ror). De gezellen lieten er zich wel eens toe verleiden om door hun familieleden wat vuur te laten halen of om hun kinderen naar de drukkerij mede te brengen en zich daar wat te laten ver- warmen. De ordonnantiën verbieden dit herhaaldelijk, in 1620, 1632 en 1646 (L. art. 14). Anderen waagden het zelfs op dat vuur al eens een haring te braden, wat ook verboden was (L. art. 68), evenals het « toe- back smooren », op verbeurte van 6 stuivers. Natuurlijk was men ook op brandgevaar bedacht. Elken avond als men met licht had gewerkt, moesten twee gezellen de ronde doen. Wanneer zij vaststelden, dat een der gasten ver- geten had den domphoren op zijn kaars te zetten, kreeg hij een boete van 3 stuivers. Zoo de « ronders» de nalatigheid verzwe- gen, moesten zij, als het feit ontdekt werd, de boet zelf betalen (L. art. 92). Al de gezellen waren verplicht in geval van brand zich bij de brandspuit der drukkerij te vervoegen en bij het bluschwerk mede te helpen. Als de brand ophield, moesten zij nog blijven om de spuit « fatsoenlijk te helpen thuys brenghen » (L. art. 96). Het is opvallend hoe streng men er in het Plantijnsche huis op waakte, dat niets van hetgeen in de drukkerij geschiedde daar- buiten zou verteld worden. ì Men wilde begrijpelijkerwijze in de eerste plaats vermijden, dat concurrenten te weten kwamen welk werk er verricht werd. Er werd verboden « eenighe copijen, bladeren, proeven, etc. wt de druckerye wech te draghen» (A. art. 13). Verder wilde men ook beletten, dat de drukkerij om het even waardoor in opspraak kwam. Aan alle gezellen werd de geheimhouding opgelegd van hetgeen in de werkplaatsen « ghe- daen ofte geseyt» werd (C, art. 3). Het uitdrukkelijkst luidt dit verbod in een artikel van het repertorium der ordonnantiën verzameld door Jacobus van Pinxen (L. art. 107) : «niemant en sal (hem) vervoorderen te verhaelen tegen eenighe vremde gasten, het sij in Herberghen ofte Gebrandewynhuysen, ofte eenighe andere plaetsen, iet dat de reglementen van dese Camer ofte Druckerije aengaet (ofte zene