Full text |
van het geestelike leven in het Moderne
Vlaanderen uit de eerste periode van
het Belgiese regime die afsluit met
1914, zal er telkens worden door ge-
troffen dat in dit tijdperk de mid-
denstandsgeest het hoofdkenmerk is.
Misschien bestaat er ook wel geen doku-
ment dat ons zozeer de mentaliteit van
deze klasse naderbrengt en inzicht geeft
in aard en diepgang van haar kultureel
wezen als deze gebundelde tien opstellen
'van Gustaaf Segers, deze typiese ver-
tegenwoordiger der Brabants-Limburgs
gedifferentieerde katholieke onderwij-
zerskringen wier sociale en beschavings-
idealen hij met erkend gezag vertolkt.
Het idealisme van de heer Segers gaat
naar de gezondmaking van het gezins-
leven der Vlamingen, dat hij de mach-
tigste sociaal-politieke faktor acht en
waarin hij de zekerste waarborg ziet van
de heropleving van de Vlaamse geest.
En in de twede plaats gaat het naar de
kultus van de dragers van deze geest, een
kultus die hij wil vestigen en handhaven
en waarvoor hij de komende generatie
wil winnen.
Tien dragers van de Vlaamse Bewe-
ging voert hij ons in dit boek voor ogen,
tien gestalten, « schetsen » van « levens-
beelden» zoals hij zegt, waarvan acht
de figuren opwerpen van mannen wie hij
persoonlik na gestaan of gekend heeft,
en van wie niet minder dan zeven leden
waren van de Vlaamse Akademie. Sleeckx,
zijn leermeester uit de Lierse normaal-
school, August Snieders, Van Even,
Génard, Benoit, Coremans, Daems, Jan
Bouchery, het zijn allen mannen, evenals
óok Van Peene en Renier Snieders, die
thuishoren in het tijdperk gaande van het
midden van de jaren veertig der vorige
eeuw tot aan de vooravond van de jongste
oorlog. Er zou eigenlik bij deze tien nog
een elfde moeten worden gevoegd wiens
beeld men in dit boek om zo te zeggen
passim aantreft, en die elfde is Gustaaf
Segers zelf met zijn liefde voor de
Kempen, zijn geboortestreek, en Vondel
die hij huldigt naast Rubens als de
grootste Nederlander, en met zijn warme
belangstelling voor ons taalonderwijs.
Door deze aanwezigheid van de be-
schrijver onder de beschrevenen, werkt
dit boek telkens weer bizonder direkt en
boeiend, en menige bladzij krijgt er het
karakter door vaneen blad uit «mémoires»,
herinneringen, waarom deze bundel naast
de tot de tijd van het Hollandse regime
teruggaande gedenkschriften van Vader
Bergmann een plaats dient toegekénd.
Er zitten rake lijnen in, vol leven. Men
zal de silhouette van Van Even, de ruige
Leuvense archivaris en beschrijver van
de gedenktekenen der stad, niet licht
vergeten zoals ze daaar door Segers vast
gehouden werd : Hij was als een reus
gebouwd met grijze ogen achter straffe
brilleglazen onder een versleten hoed;
zijn baard, peper en zout, zat gewoeld in
een zwarte sjerp; broek en overjas altijd
als flodders aan het lijf; op de Vesten
gaat hij snel als een postbode, links en
rechts zwiert hij zijn dikke eiken stok,
een ware knuppel, en hij is vergezeld van
een groot zwaar beest, een trekhond. Zijn
deftigste Frans zit vol Leuvense klanken :
rie de la Station, Part et l’indistrie, la
peindre et Ie misique, en het stokpaard
dat hij berijdt is de geboorteplaats van
Quinten Matsys. Op dezelfde suggestieve
manier wordt zijn antagonist, de bleke,
krikkele, overpreciese, ietwat maniakke-
rige Antwerpse archivaris Génard, voor
wie - het volstrekt onmogelik is dat de
stichter der Antwerpse schilderschool
elders dan te Antwerpen geboren werd,
getekend. En de leuke populaire volks-
redenaar Pater Daems, een Norbertijn
uit Tongerloo, Daemsken, zoals hij veelal
genoemd werd, die zelfs gocheltoeren
verrichtte bij zijn toespraken, in zijn
gulheid en ongezouten volksgrappen ge-
sneden uit het hout van Pater Poirters.
ft
:s
233 |