Babel. Gloedend bloed dat van mijn nagels valt en vult de spalt tussen twee tranen, die als dauw op druiven beven. Rijp stil leven maar bevrucht. Waarom vallen als schelpen bloemen van de booglampen en ligt het licht zo genadig op de schaarlaken schicht van mijn bloed? In het danshuis bekleedt licht leed, dat ligt buiten droefenis de man die mij een monnik is. Waarom zijn de lampen der stad de lichten van al mijn zonden? En de stappen der danseres schreden op het hart van de wereld @ Mijn zonden zijn gewijd, bedreven in het bloedig Godsverlangen. Zoeken naar het Godswezen : bang overspel van mijn arm lichaam pijn. Zalig zal zijn de derde dag. De klanken van bazuinen