4. De(n) eene(n) pompier is rapper als de(n) andere(n). Geldt het voor bloedverwanten, Dan komen zij van alle kanten. De fourier bleef anders thuis, Die maakte nu ’t meest gedruisch. Bij Pondefijn, ja, daar was de brand, Nen brand al door zijn eigen hand. Luister nu goed waarvoor het was Dat men toch maakte al dien embras : 5. Die(n) brand die staat voor lang in hun annalen. De pompiers die moesten niet werken, Daar brandde nen boer zijn verken ! Het was ne vieze(n) toer, Men bluschte nen teederen broer. Wel Verkensblusschers die gij zijt, Die naam geraakt Zij nimmer kwijt. Geheel Lokeren zei: « Hoe kost dat zijn Van zoo te loopen voor een zwijn? » J.-Th. de Raadt, Les sobriquets des Communes Belges, 381-382. 3, Schepentrekkers. Waasch Idioticon, 574. Veugels. De zachtlange o spreken de Lokeraars als eu uit, zeggende veugel voor vogel. Een Lokeraar spelt v.…0….vogel — veugel. Vandaar de spotnaam. Cornelissen, II, 133. Z. « Laat u herbakken tot Lokeren. » Tot iemand die mismaakt of niet wel bij het hoofd is, zegt men te Eekloo : « Laat u herbakken tot Lokeren ». Te Lokeren en omstreken, ook te Gent, zegt men : « Laat u herbakken tot Eek- loo ». J.-Th. de Raadt, Les sobriquets des Communes Belges, 382. 182