Wel, een deskundige in cijfers zou zich! vergissen als hij den vboruit- gang in ons bibliotheekwezen schatten moest volgens de aangehaalde sta- tistieken, die-zeker bevredigend, om niet të zeggen schitterend, zijn. Want vooral in het bibliotheekwezen komt het er m.i. niet zoozeer op het getal aan. Zeker, er zijn meer lezers, het boekenaantal groeit, er wordt meer gelezen. Maar hoe staat het met de qualiteit van deze vorderingen? Dat toch is de hoofdquaestie. Ook op dat gebied is verbetering niet te loochenen, maar hefe is evenwel op dat gebied dat m.i. het meest moet gewerkt worden. Gij stelt u, mijne Heeren, waarschijnlijk zonder moeite den reusactitigen hoop voor, die zou gevormd worden door de 350.000 boeken, die op dit oogenblik in de erkende boekerijen van W.-Vl. voerhanden zijn. En ge vraagt u met mij af: wat zijn dat voor boeken? Meteen hebt gij den vinger gelegd op de wonde. De qualiteit van deze boeken laat nog veel te wenschen over. Het zoufonredelijk zijn te eischen dat deze 350.000 boeken allemaal degelijk waren. Wij weten genoeg hoe dat gaat bij de stichting van een volksboe- kerij. De eerste 300 boeken zijn gewoonlijk het min of meer gelukkige resul- taat van een omhaling. En diverse huishoudens likwideeren te dezer s-e’eeen- heid hun voorraad prijsboeken. Fataal is dan zulke boekerij een. hoop rom- mel. Doch laten we niet te streng zijn. Zelfs onder prijsboeken kunnen er behoorlijke zijn. Bovendien, waren we streng, dan was het ons helaas al te zelden mogelijk een boekerij te erkennen. En de erkenning moet het begin zijn, de vesting waarop dan verder de boekerij wordt gebouwd. Moeten we evenwel toegevend zijn wat betreft de qualiteit van deze eerste verzameling, we mogen het niet meer zijn voor de verdere aanwinsten. Als ik zeg ”wij”, mijne Heeren Bibliothecarissen, dan bedoel ik daar niet alleen mede' de inspectie, maar ook u. Gij zijt het die de boeken koopt. De verdere ontwik- keling uwer boekerij gebeurt onder uw leiding. Gij zijt voor deze verdere ontwikkeling verantwoordelijk. Koopt dan goede boeken, boeken die ontwik- kelen, die vormend zijn in den breeden zin des woords. En later, als eens het voorgeschreven getal 800 bereikt is. kunt ge dus stilaan beginnen met den rommel van de eerste jaren er uit te'gooien, ten einde na eenigen tijd werkelijk een boekerij te.hebben, die volkomen beant- woordt aan de eischen die men aan een goede boekerij stellen mag. Gij zult mij antwoorden: Goede boeken koopen! Allemaal »oed en wel! Maar waar zullen we ’t geld halen? Het is een opmerking, waarvan ik het gewettigde niet wil in twijfel trekken. Laat mij hiertegen deze eerste vaststelling doen: onbeduidende boeken kosten ook geld, misschien iets minder, maar toch geld. En dat is dan ver- speeld geld. Oh! ik weet het — het is een dieele krachttoer om met ’n minimum van hulpmiddelen elk jaar de boekerij behoorlijk te verrijken. Het