28e UTHER. Gewis heeft deze gebeurtenis den koning hevig getroffen. Heeft hy nooit eenig berouw over zyne tent eid laten blyken ? HURST. Integendeel, zy die den koning toen dagelyks naderden hebben my verzekerd dat, by het vernemen van Alwinas dood, zyne gramschap eerst ten top is gestegen. En nu nog, geloof ik, indien hy Gerolf ontdekte, liet Ì hy hem met zyne honden verscheuren. Beseft gy nu hoe weinig hoop er voor onze ongelukkige vrienden overblyft ? UTHER. Bidden wy den Alderhoogste dat hy hen genadig weze! HURST. Bidden kan ik thands niet, en hier blyven even min; ik begeef my op weg en yl in alle haest naer Morni. Wie weet of ik myne jonge meesters niet nog van dienst zal kunnen wezen. UTHER. Ik ga met u; dezen nacht alleen in myne hut over- brengen ware my insgelyks onmogelyk. (Zy vertrekken.) EINDE VAN HET EERSTE TAFEREE