Full text |
terkennis. Nu verstond ze David seffes beter... Lena, die peinzend
in ‘tleege had gestaard, stil de loop van d'r gedachten volgend,
moest de Vlaamsche toch éventjes goed aankijken. Zat die dr nu
voor den mal te houen? Maar onbewegelijk, rein, stond ’t Madonna-
gezicht, nek iets gebogen naar achteren, mond onschuldig half-
open, oogen violet en glimmend als van tranen. ’t Kon niet anders,
ze mòest wel oprecht geweest zijn, en hebben mee-gevoeld wat
Ride Enstochmalsmhadaen blank-schitterende doktersmessen
gezien, wreed in halfduister, zòò ging er ’n zeer-ijle huivering door
d'r borst, en aan d'r tepels ging weer dat zacht-bibberende van 'n
even-rakend spinrag voorbij... En wijl ze Hanna nu naast Ze
ende tel wetens noe Keen kop, werd ’t half
vragend nog en zéér schuchter in d'r bewust: »Die zit IERLe
vleien...« Bang voelde ze zich worden, bij ’t onverzettelijk in haar
voortgroeien van deze wonderlijk-fijn waargenomen verwijdering.
Hanna was opgestaan.
'n Eindje verder zat de beeldhouwer, in den blonden kroesbaard
hoog-roze z'n wangen, als had-ie in ’n sneeuwjacht geloopen. Wijd
hing zn donker-blauwe broek van geribd fluweel om z’n vèr-voor-
uitgestoken beenen. Hij genoot, oogenlichtend, van 'n glaasje
roodwijn. Hanna was ‘m genaderd, en sprak ‘m toe met uiterst
vriendelijke buiging, in wijden glimlach d’r prachttanden toonend,
met konstant-hooge stem, en tooneelmatig d'r woorden skandeerend.
Een heerschap met café-chantantachtige allures, breed-geranden
koepelhoed ploertig-scheef, boven bleek, door opkomende baard-
stoppels gearceerd gelaat, handen in zakken van lange beige
pandjes-jas, was er bij komen staan, en praatte mee, met gewilde
tronie-vertrekkingen. Een zeer hoofsche buiging maakte Hanna
voor ’m. Het caféchantant heerschap wandelde met aandacht-
trekkend gezwaai van de beige jas naar de automaat, haalde 'n
glas licht-bier, dat-ie kelner-vaardig, tusschen duim en vinger, pink
omhoog, voor zich uit droeg, door handig laveeren den schuimkop
er op houdend, — en met stijve beenen karikatuur-achtig buigend,
daarna één been oplichtend, bood 't Hanna aan. Die knikte d'r
prachtig-blonden kop, en likte langzaam t schuim van ’t glas.
Toen stond ze op, boog opnieuw zeer diep, liet t half-leege glas
staan, en kwam weer bij Lena. De beige pandjes-jas dronk ‘t
biertje met een slok uit.
— Nu val je me toch tegen, Hanna; ik dacht toch, ja misschien
vergis ’k me wel, maar ‘t staat me duidelijk voor... je hebt me
toch ’s gezegd... dat je nooit bier dronk.
— Awel, zoo’n beetje schoim, dat kan toch geen kwaad, eh?
Ik doe dat moar, om die artieste tevreden te stellen. Ge kunt, als
ge in mijnen stiel zijt, niet refuseeren. Onmogelijk. Maar als ik binnen
5
eenigte weken van ’ttooniel af ben, dan laat ’k ‘took beslist.«
En
Sd
? |