Full text |
zich had, de mooiste hoer van Antwerpen hadden genoemd.
Ze begon dan te zingen; ze had geen stem, en geen voordracht, de
piano was valsch, maar ik kan je verzekeren, nooit heeft iets me zoo vet-
schrikkelijk aangedaan als dàt liedje. "t Was niet satieriek en niet schuin;
dr kwam niets anders in voor, als dat ze op straat was geboren, door dr
ouders als jong meisje de straat werd opgestuurd, door ’n rijke meneer
werd opgepikt, toen wèêr de keien òpvloog, en nu nog door de
modder zwerft; en dat ze vast weet, dat ze op de straat zal
sterven, of liever: krepeeren, want Ur is niemand, die wat om d'r
geeft, en zei heeft scheit aan iedereen. Jawel, ze zei ’t letterlijk
zoo, en toen ze klaar was, gilde ze # uit. Die lach van dat
mensch, ze had bijna geen tand meer in d'r mond, die vergeet
k nòòit. Zie je, in dat laatste zinnetje, daar zat de geest van de
heele inrichting in. Jij zegt wel ’s, dat d'r voor jou niks heilig is,
maar je bent nog ver van die mensche. Voor die, daar is werkelijk
niets heilig voor, die spotten met ’t edelste wat ’n mensch kan
hebben, en hebben genot van de grootste smeerlapperij. De vent
aan de piano was heelemaal kaal, en zn beenen waren verlamd.
Hij kreeg d'r bijna geen klank uit. Kapotgeleefd, heeft de patron
van ’t spul ons verteld. Nou, daar komen de menschen uit de
bourgeoisie zich amuzeeren, en daar leiden ze hun zoons op,..
— Zeg pestsik, nou je toch aan de gang bint, .… fertel ’s fan
„de floere seefhoeks.
— Je weet wat de Seefhoek is? Ja, daar bij „de Werkers, waar
al die danshuizen zijn. Nu, de »vloeren seefhoek,« dat is de flu-
weele seefhoek. Dat was ’n verschrikkelijk schandaal. Op ’n goeie
dag is ’r uitgekomen, dat de rijke dames en heeren, uit de fijnste
geslachten, in ’n groot restaurant, op de Meir als ’k me niet ver-
gis.… was t niet op de Meit Bramt
Opndenkeizenemscloo mms
Nu, dat doet ’r niet toe; daar hielden ze reusachtige maal-
tijden, met sjampanje, dàt SPieelsEn
Waezenselijlsnhebbenn
— Ja, maar ’t ergste van ’t zaakje is, dat ze daar spièrnaakt
ZALEN:
— Wat zà je daar an liege...
Peereboom, ik heb ’n vriend, zn naam doet d'r niks toe,
die is ook van schat-, schatrijke ouwers, en die is bij sommige
van die familiën, die er bij betrokken zijn, over de grond gekomen.
Nu, die heeft ’t me allemaal bevestigd, anders zou ’k ‘t òòk niet
gelooven. Zeg Bram, was dat niet Krinkels, die daar toendertijd
t eerst over heeft geschreven?
— Ik geloof van ja.
ee Was datidatseisenaardiesuzjebm
waar jij zoo tegen gefulmìneerd hebt; dezelfde; toen nog
REE
En
EE
? |