Full text |
Wat zou-die wille? Geld leenen? Dàt zou ’m niet glad zitten.
„Beste jonge, zou-die 'm zegge, je mot me niet kwalijk nême,
maar ik kom zelf pas uit Mokem, en dat doe-je niet voor je ple-
zier. En ik heb me daar ’n vrouw en twee kindere, die kenne
onbeschrieë hun natje en hun droogie wel an.… Spijt me wèl...
maar...« David maakte de gedachte niet af. Nee, hij zou ’m ko-
men vragen voor ’n voordracht, niets was zekerder. Waarover ?
Over de Guldensporenslag. Natuurlijk! Vast en zeker. Daar stelle
alle Vlamingen belang in:.…. Gij afstammelingen van de stoere
Vlaamsche handwerks-gezelle, die zich zoo... zoo onvergelijkelijk
dapper weerden, tegen de adelijke indringers uit Frankrijk, die
heulden met Vlaamsche graven, hertogen, koningen en andere
snorrekers«,... wat zoue ze lache, wat zoue ze klàppe om dat
chijntje,... ’n reuze-suksês.… »Ja! want ’t kapitalisme is inter-
natsjonaal, vergeet dat nooit, partijgenoote, enternatsjonaal.… Gij
Vlaamsche broeders, zagt mij, waarom brult de Vlaamsche Leeuw
niet meer als voorheen? Waarom laat de Vlaamsche werker, die
weleer zoo onversaagd, zoo dapper, zoo... ZOO energiek! óp-
stond tege ’t enternatsjonale kapitalisme — zich nu zoo gewillig,
zoo suf, zoo zonder eenig verzet — knevelen, onderdrukken, uit-
zuige — door ’n handjevol geldbaronne?? Waaròm, hoe komt ’t, dat
Marx, onze geestelijke fader... (nee, hij zou zeggen: » wader «)
zoo terecht, zoo krakteriestiek, want àlles wat Marrex zegt, es
karaktériestiek.. kan schrijve... op bladzij... ja, partijgenoote,
de juiste bladzij schiet me niet te binne, in 't Kapitaal, dat
meesterwerk, dat monument, waarom kon onze groote voorganger
zegge: België is ’t paradijs van de kapitalisten??.…
Voor David's oogen, aan zijn voeten, golfde de bomvolle zaal;
de menschen werden geestdriftig, juichten, stampten op de holle
vloer, en klapten in hun handen: Bravo, bravo! En hìj zweepte
ze op, maakte ze nòg vuriger, nòg woester. Honderden witte
hoofden waren naar hem gekeerd; hij had ze in z'n macht, hij
bedwong ze; ze staarden ’m angstig aan, als hij iets uitlegde .…
lachten, brùlden van pret, als hij ’n mop vertelde; en hun applaus
donderde, als hij ’n moment ophield om ’n slokje water te drinke. —
Ja, en dan zn slotzin, dàt zou me iets zijn! Ze zouden losbarsten,
allen gelijk in ’n daverende Marseillaise .…
Met korte pasjes, snel, driftig, ging ie voorwaarts. Van heete
gejaagdheid klopten z'n slapen. Totdat-ie in de kille voorjaars-
regen voor z'n huisdeur stond, en in z'n doorweekten jaszak den
sleutel zocht; ontnuchterd. Maar de koortsige duizeling bleef, en
Zn oogen gloeiden.
— Lene, vroeg-ie, hijgend van ’ttrapklimmen, »kè-jij eene Van
Emden ?
DE EES
en
te
? |