meenten en de kasteelheeren van Vlaanderen en Brabant. En zijn heraut had ook dien op- roep te Middelburg gedaan, en daardoor was er zulk een beroering in het stadje. De vrouwen, wier echtgenoot zou moeten ten oorlog trek- ken, waren angstig en bedroefd. En veel mannen zouden ook liever thuis blijven. Ze konden de Luikenaren geen ongelijk geven. Wat had hertog Karel in hun land te maken? Maar hij was beerschzuchtig, en wilde gedurig zijn macht uit- breiden. René Melun sliep dien nacht weinig. Hij dacht aan het Luikerland. Hij was toch ook van daar. En ginds woonden zijn oom Pierre en tante Marie en zijn neef Louis op een hoeve.… Moeder, en de zusjes Jeanne en Denise, hadden er verble- ven bij de verwoesting van Dinant en ook René was er na den dood van zijn vader aangekomen. Louis zou wel met de burgers van Luik mee strijden … — O, was ik bij hen! wenschte René. Maar moeder wilde hem niet-laten gaan. Den volgenden morgen begon René weer over zijn plan. — Jongen, ga kalm naar uw werk, zei vrouw Melun. En zwijg over Luik. Spreek geen on- voorzichtige woorden! We zijn hier eigenlijk vreemdelingen. Ln