epo Maria, zelfde spel. Wacht! (Luid tot Palmers.) Vader, Mijnheer Theodoor en ik, wij zouden bei- den u gaarne met iets bekend maken. Parmers. Later, mijn kind, later voor het oogenblik moogt gij u met niets bezig houden dan met hetgeen de kunst betreft… Is het niet zoo, Mijnheer Theodoor? Treopoor. Gij hebt gelijk, Mijnheer Palmers. Maria, stil en half gestoord tot Theodoor. Nu dan, wanneer gaat gij er hem van spreken ? Treovoor. Ik. geloof dat het oogenblik niet ge- schikt is. PALMeRs, tot Maria. Maria, breng mij het tweede boekdeel der werken van Corneille, het is in die groote gewrochten, dat ik het tooneel gevonden heb, welk ik u en Mijnheer Theodoor heb aange- leerd. Spoed u, want ik verwacht mijne vrienden ! Maria. Ik ga, vader! (Stil tot Theodoor.) Hewel, spreekt ge er niet van? (Zij vertrekt links.) Tiende Tooneel. PALMERS, THEODOOR. Parmers. Mijnheer Theodoor, gij kunt niet ge- looven hoe gelukkig ik ben! Ja, binnen weinige dagen gaat Maria de planken betreden! 0! men zal haar talent bewonderen en met handgeklap begroe- ten! Wat dunkt er u van, Mijnheer Theodoor? Treopoor. Ik ben volkomen van uw gedacht… maar ik wensch ute vragen … Parmers. … Wanneer het uwe beurt zal zijn ?… Nog een weinig geduld en wellicht zal er een dag komen, dat gij insgelijks lauweren zult plukken, en ik, uw meester, zal daar fier over wezen! Ja, mijne zending op deze aarde is de kunst te ver-