48 Niet meer ontwaakt de dageraad, gelijk de Heiland, Zegenend of poeierzaaiend zege over ’t land. IN Getrouw aan ’n oude sleur, blijft slemperslieren de mist, Als de man, die, moe en mat, geen doel meer in zijn [leven gist. En als hij kwam, verloopt de dag, ki Zonder één traan, zonder één lach. dE In de Herfst dagen komen aan, IR In de Herfst dagen sterven gaan, Maar enkel van dit droef getij Blijft onzekerheid in mij.