ol Ee 162 DE SCHEEPSTIMMERLIEDEN EN ANDERE VERHALEN Eer zij hare woning bereikt had, was zij het met zichzelve eens omtrent het middel, dat eerst diende aangewend. Hielp het niet, dan zou men verder zien; doch zij hoopte, dat het gunstig zou werken. Toen Livinus een paar dagen later ten harent bin- nentrad, vond hij haar niet op hare gewone plaats, bij het venster. Het bevreemdde hem, want hij wist, dat zij niet in de stad werkte. Hare moeder ontving hem zeer vriendelijk en voorkomend. Zulks bevreemdde hem niet minder; want sedert hij haar kind on- gelukkig maakte, haalde zij hem niet bijzonder aan. Op zijne vraag, of Bertha uit was en of zij lang zou uitblijven, kreeg hij ten antwoord, dat zij oogenblikke- lijk zou daar wezen. Wat hem alweer zonderling scheen, was, dat men zijnen ezel met het begonnen afbeeldsel terug op de plaats gesteld had, welke hijzelf had uitgekozen, om er aan te arbeiden. Het overige schildersgereedschap lag er bij. Werktuigelijk zette hij zich op den stoel, die vóor den ezel stond, en begonzijn palet te berei- den. Geene vijf minuten was hij daarmede bezig, als de deur van het nevenkamertje openging, waarin de schetsen en teekeningen, de kostumen en het verder gerief des overleden vaders bewaard werden. Bertha verscheen.… Livinus slaakte eenen kreet van verrassing en bewondering. Niet Bertha, maar Magdalena, de Magdalena van Rubens, meende hij vóor zich te hebben. Evenals in de Kruisafneming, golfden de weelderige goudblonde