Ver ad De Wonderlijke kunst van het lezen u Maar ik geloof dat wij, door al dat stil-voor-onszelf lezen ; door al dat meer in brieven, in letterteekens, dan in gesproken woorden uiten van ons innerlijkst gevoel, — ons van dat natuurlijke, van dat levende van de taal heelemaal niet meer genoeg rekenschap geven. Ik heb eens ergens gelezen, dat de Toradja's, een volksstam in Midden-Celebes, zoo geheel bevangen zijn in de overtuiging, dat taal alleen maar klank kan zijn, dat een Toradja, die een briefje ontving, dat aan zijn oor hield, om den inhoud af te luisteren . We glimlachen om zooveel wanbegrip, omdat wij weten, dat taal niet alléén klank is, maar ook uiting van ge- dachte, en dat die gedachte langs den papieren weg éven ongerept tot ons komt, als door lippen en ooren ; — maar toch, zou een Toradja ons niet op zijn beurt, en terecht, uitlachen, als hij zag, hoe voor ons het zwarte letterteeken, het woord, dat we zonder klank met onze oogen indrinken, als het ware het normale is geworden, waarbij wij meenen niets meer te missen. Dit zou toch wezenlijk een vermummiede, ver- droogde opvatting van het begrip « taal » beteekenen. We moeten dus, om tot den tekst van Emiel Faguet terug te keeren, alleen die boeken lezen, die we met plezier langzaam lezen. En dat «met plezier » zeg ik hier niet als een stoplap. Ik ben er in m'n ziel van over- tuigd, dat we alleen dàn goed lezen, als we het mèt plezier en vóór ons plezier doen. Er zijn ook menschen, die « voor hun ontwikkeling » lezen. Die houden zich alleen bezig met de groote, klassieke schrijvers, minder dan Shakespeare of Cervantes doen ze het niet, en ze trekken een ijse- lijk deftig gezicht, als ze over hun lectuur spreken, omdat ze er zelf van onder den indruk zijn, dat ze in zulk hoog, geestelijk gezelschap verkee- ren. Nu is « ontwikkeling » een mooi ding, en het is bovendien tegen- woordig in de mode. Er is in onze dagen geen gootschepper of railzen- krabber, die zich niet ontwikkelen wil, al zoeken sommigen het nog in de bioscopen en in het radbraken van een vreemde taal. — En toch geloof ik, dat men, als men echt van kunst wil genieten, zich daar niet met vooropgezette bedoelingen aan moet wagen, en als we voor Flau- bert nog niet rijp zijn, zou ik het liever met een plaisant verhaaltje van Maurits Sabbe probeeren ; omdat het kleine, zuivere, dat we echt kun- nen meevoelen, ons oneindig meer geeft, dan het overstelpend-groot- sche, waar we met niet-begrijpende oogen naar zitten te gapen. Met plezier en vóór ons plezier, zei ik ;en daarmee hebben we dan met- een partij-gekozen tegen die andere soort ontwikkelingsmaniakken, die 211