== 0) — Dit zeggende, legde hy eenen grooten zak met pilasters, dien een der zwarten droeg, op de tafel. «Zie daer, voegde hy er by, hetgeen uwe tante ge- zonden heeft voor de toebereidselen tot de reis van mejufvrouw uwe dochter.» Hy eindigde met mevrouw Delatour minzaem te verwyten, dat zy zich in hare behoefte niet tot hem vervoegd had, doch prees te- vens haren edelen moed. Paul vatte daerop het woord, en zeide tegen den gouverneur : « Mynheer , myne moeder is by u geweest en gy hebt haer kwalyk be- jegend. — Hebt gy nog een kind, mevrouw? zeide de heer Delabourdonnais tot mevrouw Delatour. — Neen, mynheer, was haer antwoord. Deze is de zoon van myne vriendin; maer hy en Virginie zyn ons gemeen en even dierbaer. — Jongeling, sprak de gouverneur tot Paul, wanneer gy met de wereld zult bekend zyn, zult gy ’t ongeluk leeren kennen der genen die plaetsen bedienen; gy zult dan weten hoe gemakkelyk men ze kan voorinnemen, hoe ligt zy aen de listige ondeugd datgene schenken, hetwelk aen de verdienste toekomt, die zich schuil houdt. » De heer Delabourdonnais plaetste zich, op uit- noodiging van mevrouw Delatour , naest haer aen tafel. Zy ontbeten, op de wyze der Kreolen, met koffy en gekookte ryst. Hy was getroffen over de geregeldheid en netheid der hut, over de eensge- zindheid dezer twee lieve gezinnen, en zelfs over den yver hunner oude bedienden. « Hier is, zeide hy, niets dan houten huisraed, maer men vindt er