VAN VINCENT. Laat ons de blaren van alle leed vergaren. De aarde, ook vermoeid, heeft nooit dode blaren gedragen. De aarde wondt om, in de driedagestond te laten herrijzen onder de loodzware kus van liefde. En is die kus weerom licht leed, leed dat alles is, — Ik ben Die is, — o, laat deze zoen niet verloren gaan want elke zoen is gloên van goed. Nooit wassen dode vruchten aan de bomen. De pijnen snikken eeuwig en laten hun lange tranen, als vingers vallen. Weet dit, mijn zoon : wanneer leed leven wordt, houdt op het leven leed te zijn.