EE Koninklijke Vlaamsche Academie te verwerven. En terecht ! Want, ontbreekt de hoeveelheid, de hoedanigheid, die iser! Het gehalte van Toussaint's onderscheiden boeken mag hoog worden aangeslagen : zij zijn van de beste woordkunst, die wij, Vla- mingen, kunnen aanwijzen. De inhoud, ook van de minste bladzijde, blijkt interessant, dikwerf belangwekkender dan men aanvankelijk wou verwachten. 's Levens gebeuren schiet u daarin voorbij met duidelijk licht en schaduw, nageteekend door een begaafd beschouwer, wiens blik diepvorschend peilt. Vooral over de ziel der uitgebeelde menschen mogen wij gaan buigen en de beweging er van, laat het heftige schok- ken zijn of haast verdoken trillingen, zullen wij raak bespeuren. In eenheid met dien inhoud voelen we den vorm tot rijke schoonheid gegroeid. Om de menschen en hun doening, luid of stil, spelen de woorden nu hun schetterend of wazig lied, waarvan de klank steeds BE zuiver zindert. Elke volzin bevestigt van nieuws hoe groot een minnaar : van het woord Toussaint heeten mag : hij streelt het, vleit het, vertroe- telt het; onvermoeid luistert hij naar zijn klank, praamt het voortdurend om zijn schoonste zegging. Hij is de kunstenaar der woordnuances en in dit opzicht leeft onveranderd de Van-Nu-en-Strakser bij hem voort. Hij legt zichzelf de strengste eischen op. Men voelt het gedurig, dat hij zijn woordenkeus tot het uiterste verzorgt, lettergreep na lettergreep proeft, gelijk hij van iederen zin woord na woord heeft gewikt. De kunstenaar vindt slechts vrede, wanneer zin en woord even vlekkeloos zijn, gelouterd in den kern en behaaglijk glad geslepen langs hun buri- Ë tenkant. In dit opzicht zijn Toussaint's handschriften soms heel sug- Ei gestief; ze vertoonen groote bladzijden, waarop na doorhaling en herschrijving ten slot een paar zinnetjes, ja enkele woorden genade mochten vinden. Dit verklaart veel ! Allereerst, een te schril nadeunend geluid af en toe in de klankenweelde — een verkilling van gevoel nu en) dan. Niet waar ? het kan niet immer uitblijven, dat dit moeizaam, pijnlijk zoeken en wroeten bijt aan het warm spontane. Ook’ motiveert het de scherpte, waarmee Toussaint het werk van an- deren bekijkt, zooals uitkomt in critische opstellen en letterkundige stu- dies, waarin hij dikwijls heel vinnig zijn meening rechtuit neerschrijft. Het verklaart nog de trage werkwijs van dezen Vlaamschen schrijver. 't Vraagt immers ook veel weken voor den juwelier, eer hij uit het ruwe goud zijn kleinood gevijld en gedreven krijgt, gekleurd en gepo- 215