124 Algemeene regels, om de jeugd waarheid, maar ook van de gefteldheid der fchoe lieren af hangt , of hun eene waarheid door ondere wijs kan geleerd worden , als moetende zij daar- toe die vatbaarheid van denken, en die vooraf. gaande kundigheden bezitten, welke noodig zijn» om, met behulp des Schoolleeraars, door eigen overweging tot de kennis der waarheid te ge- raken. Hoe vatbaarder derhalve de kinderen voor het denken, hoe uitgebreider hunne voorafgaan- de kundigheden zijn, zoo veel te meerder, en voor het verftand moeijelijker te bevatten waar= heden kan hun door het onderwijs leeren. On- dertusfchen kan dit onderwijs bij kleine kin= deren , welken het zoowel aan bekwaamheid om te denken, als aan de vereischt wordende voorafgaande kunde , nog zoo zeer mangelt , weinig gebezigd worden; dòch kan het ook bij dezen reeds, op eene eenvoudige en gemakkee lijke wijze, worden Aangevangen. Maar, vraagt gij welligt, geachte Onderwijs zers! hoe moet dan nu dit onderwijs behoorlijk gefchieden? Gij moet daarbij, altijd, zoo veel mogelijk , de leergierigheid opwekken, de oplet= tendheid gaande houden, het overdenken aanvu- ren, en de gedachten der kinderen zoodanig leie den, dat zij zelven uit het hun reeds bekende het onbekende, of geheel, of ten deele, ontdek= ken. Hierin beftaat de geheele kunst van one derwijs, welke waarlijk eene der moeijelijkfte is, doch daarin met alle andere kunften overeen- ftemt, dat zij, door zorgvuldig acht te geven, hoe diegenen handelen, die in dezelve bedreven zijn, en door het befchouwen van goede voors beelden, gemakkelijker, dan uit regelen of voar- {chriften, te leeren is. Hebt gij dus in heid;