Full text |
zoon, een jonker van nauweliks twintig, die zo pas te Leuven is
afgestudeerd ; uit deze liaison spruiten vier of vijf kinderen, onder
wie de zachte aardige Marianne, die altijd bij haar moeder gebleven
is. In de zomer van 1758 volgt nu een andere zo pas te Leuven
gepromoveerde jonge man de vorige op in haar gunst : de jonge
advokaat Henri van der Noot, zoon van de amman, die in de buurt,
in de Nieuwstraat, woont. Om harentwille geeft de jeugdige patriciër
alle huweliksplannen er aan,
die hem grote relaties moesten
bezorgen ; hij hangt haar open-
lik aan; zij is een blanke
schoonheid met grote donkere
ogen, maar het wordt een
stormachtige liefde ; de ver-
houding wordt afgebroken, en
Jeanne valt nu « dans la plura-
lité des hommes, à corps per-
du », zoals later een geheim
rapport over haar zegt. Zo
werd zij ook de minnares van
Olivier de Marseille, de hof-
beeldhouwer van Karei van
Lorreinen, de vrolike gouver-
neur ^generaal, die te Tervuren
een achttiendeëeuws-frivool
prinselik bestaan leidde.
Aan de vooravond van de Brabantse omwenteling vinden wij
haar terug in rustiger verhouding — zoals de jaren hadden mee-
gebracht : zij was nu al over de vijftig — in een binnenhuis-atmos-
feer, bij Van der Noot, die intussen naam had gemaakt als advokaat
en zich in een drukke praktijk verheugde. Zij is zowel zijn huis-
houdster als, in de woelige dagen die komen gaan, zijn sekretaresse.
Zij geraakt op de voorgrond, waar zij wegens het verspreiden van
een vlugschrift, dat men toeschrijft aan Van der Noot, gedurende
meer dan een half jaar gevangen gezet wordt in de Hallepoort,
terwijl Van der Noot naar Londen vlucht als gevolmachtigde van
de Brabantse staten. Zij staat met hem in geheime briefwisseling
over wat er met haar gebeurt, ook na haar invrijheidstelling (want
men had niets uit haar kunnen krijgen), waaruit haar bewondering
en toewijding voor haar vriend en ook een vermakelike humor
298 |