en Wouters b.v., en in het bijzonder van geen ‘enkel Vlaàmseh werk ovêr bibliotheekwezen, van dat van een De Cort of van een Ossenblok, *van een Baers of van een Van Meel wordt er echter gewag gemaakt. Het is alsof de auteur zich, inzake theorie, tot Wallonië had willen beperken, om zich dan, voor het Vlaamsche land, alleen bezig te houden met de praktijk. Het. is waar, dat hem, in het Noordelijk gedeelte van nons land, de twee meest typische voorbeelden van organisatie inzake volkslectuur geboden waren- : te Antwerpen en te Gent; en de bibliotheken dezer beide steden beschrijft hij dan ook met tal van bijzonderheden. Prof, Löffler wijst er op dat de volkslectuur te Gent geheel en al ,overgelaten wordt aan privaat initiatief en in de handen is van een paar instellingen die de eene min, de andere meer, verbonden zijn aan elk onzer drie groote politieke' partijen, en allen onder toezicht staan van den Staat, waarvan zij toelagen ontvangen overeenkomstig de wet; te Antwerpen integendeel is de boekerij van de Blindenstraat, waarvan het ontstaan en de ontwikkeling, naar . het werk van Ad. Moons, beschreven worden, een stedelijke inrichting, die goed georganiseerd is, goed beheerd wordt en behoorlijk gefinanceerd, buiten, alle tusschenkomst van den Staat. Al de andere openbare bibliotheken van ons land zijn ten slotte-, en ’mutatis mutandis” tot een dezer twee- typen, het Antweypsche. of het ' Gentsche, te herleiden; na een even gedocumenteerde als nauwkeurige beschrijving er van te hebben gegeven, mocht schrijver er zich toe bepérken, zooals hij trouwens deed, de 40 openbare bibliotheken van Brussel, de 17 van Luik, de 4 van Namen en de 3 van Bergen eenvoudig te noemen, om dan onmiddellijk tot het besluit over te gaan. Dit besluit is aanmoedigend; aanmoedigend zoo voor de pessimisten als voor de optimisten. Want door de zaken van dichtbij, soms wel van te dichtbij, en dagelijks onder dogen te hebben, geven wij er ons niet altijd genoeg rekenschap van, welke vooruitgang werd gedaan; terwijl er, van een anderen kant ook wel zijn, die zich over den bekomen uitslag niet te weel durven verheugen, omdat zij vreezen zich alles beter voor' te stellen, dan het in de. werkelijkheid is. Daarom is het goed wçleens het oordeel in te winnen van iemand die oordeelen kan en de zaken van buiten af bekijkt en van hoog. Zoo Prof. Löffler —, die verklaart, dat, kwantitatief gesproken, ons klem landje iets merkwaardigs gepresteerd heeft. Zeker,, de aangehaalde cijfers, merkt hij op, zijn niet die der Amerikaansche boekerijen,:,maar met de Duitsche kunnen zij de vergelijking doorstaan; zoo is b.v. het uitleenings- cijfer te Antwerpen merkelijk; hooger dan;,te :Keulen. Beteekent dit, dat ■ voor Europa althans -v de openbare bibliotheek in België haar hoogtepunt heeft,bereikt en dat er ons niets .anders meer overblijft, dan op onze lau- weren te slapen'? Verre van daar! Want,, de zaken van een kwalitatief stand- punt uit beschouwend, weet Prof, Löffler op meer dan één gebrek te wijzen. 7