Ì tenaar. Dit kan n vormt d al de schrijvers onder zijn ge- iet worden beweerd van k, geen accident. Het oofsgenooten. Het katholicisme is, in zijn wer e ondergrond van zijn kunst ! * Mogelijk blijkt het aan te toonen, dat Karel van den Oever fel geëvolueerd heeft sedert den tijd, toen hij, pas twee en twintig, in ‘t lijk-anarchistische tijd- {901 optrad als redacteur van het vage jaar worden de specifiek-katholieke- schriftje, det Alvoorder (°) heette, om te dichter van thans… Wat van den Oever zijn bekeering noemt, schrijft hij toe aan de ver- inniging welke een ernstige ziekte in zijn wezen te-weeg bracht €). Maar, bij nadere beschouwing, is deze kentering in de levensziening van den dichter lang niet zoo diepgaand geweest als hij-zelf zich, wel- licht, voorspiegelt. Zoo sterk zal de kern van zijn ikheid wel niet be- invloed zijn geworden door zijn verkeer in kringen, waar aan libertaire gedachten geliefhebberd werd in een tijd toen het anarchisme zoo wat Antwerpen, waar rijke kunstliefhebbers met je godshuiskapel herschapen hadden in heel vrije opvattingen een oud e] van waaruit de nieuwe grootsche ideeën hun en. Ook voordrachtzael : een temp e burgerwereldje moeten nem vlucht over het verbaasde, knusse ver zal nu wel eens, al glimlachend zich herinneren en dan een modeziekte was te van den Oe denken : « Où sont les neiges d'antan ? » Ee van Van een Oever was HS literair. Hij ijverde oud en vorm in het Vlaamsche proza en d. De ordelijke maatschappij had hten van den dichter, die in 1901 de godsdienst iets te duc getinte verzen in den bundel « Schemergloed der Oever bleef steeds zich-zelf, en het gaat Het anarchi mee voor vernieuwing van inh in de Vlaamsche poëzie van dien tj evenmin als impressionistisch uitgaf. Van den Morgenverte » ul niet, wanneer men zijn werk beoordeelt naar het innerlijk, hem in het eratoren-kapelletje onderdak te bezorgen. De katholieke latere bundels bewijzen veel minder voor een evolutie iger bewust-worden van eigen persoonlijkheid, welke van aflijning wordt in den zeer eigenaardigen bun- een of ander ht verzen uit zijn dan voor een stev voor het eerst scherp del « Godvruchtige Maenrijmen » (1911). vormen, hoofdzakelijk aan on Clercq, Van de Woestyne, J- van Overloop, Jar Ridder (Elsschot), de Meyere: [In archaïstische ze Renaissance-dichters (1) Medewerkers waren : Eelen, Ary Delen, van den Oever, Baekelmans, R- de Herkenraedt, Alfons De Ontrop, enz. E. Van der Vecht, (2) Zie de Aanteekeningen OP blz. 343 in Th: de Amsterdam, 1917. 4 Jager's Roomsche keur.