| Full text |
kers. Het inkomgeld bedraagt 2 oude schilden, bij vertrek
betaalt men een ouden schild… (1).
Waarschijnlijk heeft men naast dezen principalen en ge-
meenen brief twee afzonderlijke brieven willen maken, één
voor de kuipers en één voor de schrijnmakers, De brief der
kuipers is van 20 Augustus 1428 : Men geeft de «goede lie-
den van het kuipersambacht die tonnen maken of doen ma-
ken volgende punten : dat men geven zal twee grooten van
den last van keuren en branden, waarvan de eene helft de
koopman de andere helft de kuiper ; de keurmeesters oor-
deelen of de tonnen te klein of mismaakt zijn ; er zijn zeep-
tonnen, botertonnen, ruuttonnen, smouttonnen, teertonnen,
regentonnen, spoelingtonnen, nageltonnen… (20)
In 1441 is er een geschil tusschen de houtbrekers ter eene
en de kuipers-en-schrijnmakers ter andere zijde. De houtbre-
kers treden op voor hunne « drayseleeren >». Er is twist om-
dat zij de eenen des anders ambacht te na gewrocht hadden.
Beslist wordt dat de drayseleeren zullen blijven maken bed-
steden en allerhande werk van week hout, en tot die bed-
steden mogen bezigen eiken stijlen, maar zij zullen niet mo-
gen lijmen, snijden, raseeren of sloten, kramen, leden of
eenig zulkdanig ijzerwerk daar toe bezigen, noch koetsen
maken met vleugelen, noch gekante disschen die opslaan,
daar men bevindt dat dit alles de schrijnwerkers toebe-
hoort (3).
In 1444 verschijnen de twee dekens van de kuipers en de
schrijnmakers weder gezamenlijk voor den magistraat om een
vermeerdering aan hun ordonnantie. Ze verlangen dat in het
stadsregister worde ingeschreven welke stukken iemand ma-
ken moet die meester worden wil in het kuipers- of in het
schrijnwerkersambacht. Voor het kuipersambacht zal men
(1) Eerste ambachtsboek, f° 48 v°.
(2) Oud register metten Berderen, f° 128 v°. Zie ook tweede oud re-
gister in perkament, f° 15 v°.
(3) 5 Mei 1441. Zie Tweede oud register in perkament, f° 38 v°.
? |
