| Full text |
onze pachter den hertog een onmiddellijk bijgeld eens te
betalen bijstortte. Dit toemaatje dat hij in 1456 voor de zes
jaren eens te storten heeft, beloopt wel 2000 kronen. Boven-
dien heeft de pachter tollenaar den jaarlijkschen kommer
te dragen die op den grooten tol ligt en die een 25 gdn. be-
loopt.
In Febr. 1462 pacht Putoir opnieuw den tol voor 6 jaren,
tegen 850 lb. jaarlijks in handen van den rentmeester gene-
raal en 500 kronen van 24 stuivers het stuk in handen van den
ontvanger van ’s heeren espargnen. Bovendien gaf hij 2000
kronen eens.
In Febr. 1468 pacht Willem van Riethoven den tol voor 6
jaren, tegen 1050 Ib. eerstkoops met 235 hoogen daarop ge-
daan door diverse personen, waarvan Willem de laatste ver-
hooger geweest is, doende elke hooge 4 lb. Dit maakt dat de
pacht voor den heer opbrengt het eerste jaar 1270 Ib. gr. (de
helft der hoogen) en de volgende vijf jaren 1540 Ib.
In Februari 1474 is het de stad Antwerpen zelf die den tol
pacht, voor 6 jaren, tegen 1550 Ib. ’s jaars en een kommer
van 25 gdn., zonder dat er iemand hoogen op gesteld had (1).
De kleine tollen. — De kleinere domaniale tollen waren
de volgende :
| De korenlepel of het lepelrecht d.i. de tol op de ingevoerde
| granen. Van af de eerste jaren van Lodewijk van Male te
| Antwerpen zagen wij den heer vrijelijk beschikken over het
Í lepelrecht en het ten geschenke geven, meestal voor den leef-
tijd van den begiftigde, aan een dienaar van het hof of een
ander gunsteling.
i In den tijd van hertog Antoon is het verpacht geworden.
Men weet hoe de steden van Brabant zich hebben verzet tegen
| het uit- en weggeven van deze en ander domaniale inkomsten,
| dan wanneer de heer steeds nieuwe «beden» vroeg. De ko-
(1) De verzameling rekeningen draagt in het Rijksarchief, Chambre
des Comptes, het n° 22301 (voor de jaren 1415-1494).
r88
? |
