| Full text |
gieerd bestaan.
In de inleiding tot dien brief zegt de magistraat dat «de
goede knapen gemeenlijk van het timmerliedénambacht ge-
toond hebben dat zij zwaren last hebben en grooten kost moe-
ten doen aan allerhande zaken hun ambacht toebehoorende,
en daarom hebben gebeden om eenige ordonnantiën waar-
mede hun ambacht te houden en te regeeren. Ongetwijfeld
zijn het dus weder de geldelijke aangelegenheden, denoodige
sanctiën om de inkomgelden, de kaarsgelden en de breuken
in te beuren, die aanleiding hebben gegeven tot het beroep
op den magistraat.
De eerste artikelen van den
hoeft bij te roepen, 12 gr.).
1436 aan zijn « principalen brief », inzet van zijn geprivile-
beantwoorden
der andere ambachten : keuze van deken, poorterschap der
leden, recht van kleedij, verplicht lidmaatschap. Het inkom-
geld bedraagt 4 Rijnsgulden, dekens en gezwoornen elk een
gelt wijn en den knaap een pot. De kandidaat moet betoonen
dat hij zijn ambacht redelijk doen kan.
Volgen de specifieke timmermansartikelen :
zel meer taswerk nemen, maken of leveren zal dan twee tas-
werken te samen. Item dat wie van de gezellen buiten de
stad zijn brood wil varen winnen, toch mede den last van
het ambacht moet helpen dragen, gelijk de andere gemeene
gezellen. Item dat van nu voortaan de dekens en gezwoornen
zetten en stellen zullen, van half jaar tot half jaar, het loon
van de daghuren bij goeddunken van den heer en de stad,
en zonderling op de leerknapen en op degenen die geen mees-
ters in het ambacht zijn. Item dat de dekens en de gezwoor-
nen, voor elk moeisel bij het zetten van het loon der dag-
huren hebben zullen, elk, twee grooten. Item of het geviel
dat iemand (van de burgers) gebrek hadde aan zijn werk en
daaraf des ambachts recht begeerde, en dit gebrek verlangde
door de dekens gegrootdeeld (begroot) te hebben, dat daar
elke partij af geven zal 6 gr. (en indien men er de « ouders »
Ni
? |
