| Full text |
pare
werpen, 6 rolwagens of meer, en waren zij daarin in ge
breke, dat dan de stad andere rolwagens zal mogen laten
varen.
Item om den koopman te geneeren en alle mogelijke voor-
dernis te doen, zoo zullen de kraanmeesters alle dagen hou-
den gaande twee sledden, elke sledde met drie paarden als
het van noode wezen zal.
Item dat geenerhande sledden, van herbergiers of anderen,
geenerhande pakken zullen mogen voeren achter straten te
schepe of te wagene, zonder consent van de kraanmeesters
en daarvan geven half geld (1).
Uit het memoriaal van Lancelot van Ursel weten we dat
op het einde der XVde eeuw de kraan nu eens verpacht ge-
raakte, dan door de stad bediend werd en dat zij anno 1500
140 Ib. Br. opbracht.
Zooals uit deze ordonnantiën blijkt zijn de kraan en de
rolwagen nauw met elkaar verbonden. Hieromtrent is de
ordonnantie aan te halen van 8 November 1423 :
« Dat degene die de kraan gepacht heeft of bij tijden
pachten zal buiten markttijd zal mogen voeren met zijn
sledden alle goed het zij wol, koper, tin, was, alluin en
alle ander goed, al zoo verre als men het met een korde-
wagen niet vervoeren kan, maar wat een kordewagen
kan voeren daar zal de kraanmeester buiten markten
geen recht aan hebben, alzooverre als de kordewagen-
kruiers voeren willen. Maar ware het dat daar eenig
goed aan kwam op de Werf dat verderfelijk worden zou
en waar de kooplieden zouden schade aan lijden, dat de
kraanmeester buiten markten geen rolwagen voeren zal
met de kordewagenkruiers, de eenen met de anderen,
om het goed te behouden, behoudelijk immer dat de
kraanmeester buiten markten geen rolwagen voeren zal
anders dan zijn sledde.… » (2).
(1) Aeccysboek, f° 3 en vgd.
(2) Ambachtsboek (stadsarchief, privilegiekamer n° 4001), f° 76.
ars
? |
