snel te raadplegen en te muteren zijn. Vooral de werkzaamheden rond de catalogi dreigen overal spaak te lopen. Het gevaar dat het verzamelen en aanbieden van informatie alsmede het verlenen van diensten op korte termijn bekneld zouden raken, heeft in 1968 de zes Nederlandse universiteitsbibliotheken en de Koninklijke Biblio- theek doen besluiten, in samenwerkingsverband PICA, het Project voor ge- ïntegreerde Catalogus Automatisering, tot uitvoering te brengen. Over PICA te spreken, is mijn taak niet. Daarom volsta ter informatie het volgende. De PICA-research, vooral gericht op de opbouw van een on- line te raadplegen collectieve catalogus van zeven grote Nederlandse biblio- theken, vorderde goed tot enkele jaren geleden, toen er moeilijkheden optra- den bij het servicebureau dat het project uitvoerde. Helaas kon de laatste ja- ren de voortgang bij PICA dan ook slechts gering zijn. Ook omdat de subsi- diëring vanwege de landelijke overheid ophield — een geweldige kink in de kabel — is de research ongeveer stil gezet. Momenteel kan men niet méér tot uitvoering brengen dan een plan voor de korte termijn, dat het drukken van titelfiches behelst, vooreerst alleen voor de beschrijvingen die op de MARC/BNB-tapes voorkomen. Daarmee is overigens de eerste verschijningsvorm ten tonele gekomen : het titelfiche (of zoals U het noemt : het steekkaartje), in onze grote bibliotheken een eeuw oud, maar bij de automatisering nog niet meteen tot ondergang gedoemd. Toch hebben we met dat titelkaartje wel een grote boosdoener, althans de eerste beklaagde, in ons bibliotheekgebeuren bij de kop. 3. Maar laat ons eerst proberen, het Utrechtse terrein te overzien. De Rijksuniversiteit te Utrecht is in Nederland de instelling die duidelijk het hoogste bedrag uitgeeft aan literatuurvoorzieningen: in 1975 inclusief de bindkosten, in 1976 exclusief de bindkosten 100 miljoen Belgische franken. Dit bedrag wordt voor 1/4 besteed door de centrale universiteitsbiblio- theek ; 3/4 van het materiaal wordt decentraal geplaatst in de zgn. insti- tuutsbibliotheken. Bij beide soorten aanschaffingen zorgt de U.B. voor de catalogisering. Al het materiaal wordt verantwoord in de centrale catalogus van het univer- siteitsbezit. Deze op de U.B. staande alfabetische hoofdwoordencatalogus in fichesvorm heeft momenteel een omvang van ruim 1 1/2 miljoen fiches. Daaraan werd tot voor kort de volledige produktie van de dag toege- voegd w© nu nog, naar U straks zult horen, slechts een gedeelte daarvan — in de vorm van een getypte doorslag van de gemaakte titelbeschrijvingen op hoofdwoord : per jaar zo’n 45.000 voorlopige fiches. Later moesten die alle door de definitieve titelkaarten worden vervangen en werden ook de ver- dubbelingsfiches toegevoegd, nadat ook het tijrovende boventypen der ver- dubbelingsingangen was geschied. Bij elkaar ging het vorig jaar om ruim 110 / Bibliotheekgids — Jg. 53—Nr. 2-3 — 1977