> bij te pas brengt om zich zelf te overtuigen, dat hij aan vergelijkende wetenschap doet ! Jawel : Persijn heeft alles gelezen : Al « kiezend », al « smakend » is der dingen. Overdenkend wat hij al lezend 1 s hij doorgedrongen tot de kern het werk van anderen aan het criterium, dat in zich opnam en toetsend vastligt in zijn eigen wezen, heeft zijn geest de verbanden nagespeurd, die menschen en werken uit verschillende landen en tijdperken onbe- wust verbinden. Zijn kritiek immers beschouwt elk feit in het kader van het wereldgebeuren en als een accident daarvan. Elk schrijver brengt hem de openbaring van een deel der groote menschelijkheid… In de eerste der drie lezingen : « Kiezen, Smaken, Schrijven », in 1907 op de Leuvensche vacantieleergangen gehouden, heeft Persijn op uitstekende wijze de eischen omschreven, die aan den criticus dienen te worden gesteld. « Zoo kan een literair geschiedschrijver geen geschiedschrijver zijn, of hij moet een zeer groote feitenkennis, een zeer groote eruditie be- zitten. » Daar hij buitendien de esthetsche waarde van de door hem te voorschijn gebrachte letterkundige stukken moet bepalen, is er nog heel wat meer noodig. Terecht oordeelt Persijn als volgt in deze kwestie : « Hier baat verder geen feitenkenriis, geen bronnenstudie, geen geleerd- heid, geen eruditie, geen mirakel van verstand of redeneering. Hier is het eenige noodige — maar ook het eenig toereikende : Kunstgevoel. Zoo ge dat voelen, buiten al de Hercules-inspanning van uw helderen kop, niet als een geboortegratie hebt meegekregen zult ge geen literair geschiedschrijver worden. » Zou er iemand in den lande beter dan D' Persijn-zelf aan deze eischen voldoen > x Te Wachtebeke in Oost-Vlaanderen, op 2° April 1878, werd Julius Persijn geboren. Hij is een volle neef van Wazenaar — Dokter Am. de Vos — den auteur van den spijtig genoeg zoo sterk tendentieuzen roman : «Een Vlaamsche Jongen ». Na te Lokeren en te Eekloo zijn middelbare studiën te hebben vol- tooid, ging hij studeeren aan de Leuvensche Alma Mater. Daar behoorden K. O. De LaEY, wiens nagelaten werk hij uitgaf, en DosFEL tot zijn vriendenkring. In een korte biographie vertelt de E. H. Jozef de Cock over den student Persijn het volgende : «Ik heb met hem te Leuven op de germanistische banken gezeten en kan getuigen wat hij op die banken heeft verricht. Hij heeft er gewerkt als niet een. Uit de 171