Ik zie niemand rond mij, in de geheele en toch vrij drukke schaar onzer Nederlandsche romanschrijvers en novellisten, die âl wat er tegenstrijdigs, ál wat er & ondoyant et divers » in dit vrouwenkarakter te vinden is, met gelijk talent in gen beeld zou kunnen doen harmonieeren. Van haar krijgen wij ontegenzeggelijk den indruk, dat zij leeft of geleefd heeft. Daarenboven is Couperus’ verhaal geschreven; — ik wil zeggen, datde kunstvorm uiterst en tot in de kleinigheden verzorgd is. Waar de auteur zelf aan het woord is, bewonderen wij zijn strengen, parnassiaanschen styl; waar hij zijn personages laat spreken, schenken wij den hoogsten Jof aan de matuurlijkheid en vlotheid, waarmede het salon-jargon der Haagsche « haute » nagebootst is. » Sedert ik, naar aanleiding van Couperus’ eersten roman, bovenstaande regelen schreef, zagen nog van hem het licht een geheele reeks grooter en kleiner verhalen, als Noodlot (1891), Extaze (1892), Hen Illuzie, Epiloog, Kleine Raadsels, en thans weer het voortreffelijke, Majesteit (1893). In enkele dezer deed de schrijver zich van een nieuwe zijde kennen. « Met Epiloog en Kleine Raadsels schijnt hij, namelijk, de toekomst zal leeren, wát er van is! — een nieuw pad te willen betreden. In beide ligt iets van Poe en Hoffmann, of — hebt gij 't soms liever, van Villiers de Lisle-Adam, dezen schrijver van ZOO menige even meesterlijk gestelde als diepdoordachte vertelling, waarin het mysterieuze de hoofd- rol speelt. Occulfe invloeden spelen in Zpiloog ; onuitlegbare, met de zinnen niet meer waar te nemen, ofschoon oorspronkelijk physische invloeden, komen voor in Kleine Raadsels. » Couperus is nog zeer jong. In den Haag geboren den 107 Juni 1863, kwam hij, in 1872, met de zijnen in Batavia, bezocht aldaar het gymna- sium Willem III, keerde in 1878 naar Nederland terug, was leerling aan de Haagsche H. B. tot de derde klasse, en wijdde zich, onder leiding van Dr Jan ten Brink en A. W. Stellwagen aan de studie, ten einde een akte M.O, Ned. taal en letteren, te behalen. In 1886 gepromoveerd, onderwees Couperus evenwel nimmer; hij B legde zich uitsluitend toe op de beoefening der literatuur. In September 1891 trad hij in den echt met een kleindochter van den minister GL. Banden woonde eenigen tijd te Hilversum, daarna op verscheidene plaatsen van Nederland, Italië en Duitschland. Zijn werken verschenen alle te Amsterdam, bij den uitgever L. Je Veen; van zijn gedichten is reeds Verscheidene zijner verhalen werden in het Engelsch, Deensch en Hoogduitsch overg ebracht. een 2e uitgave voorhanden. P. pe M..