verband ook alle heil zag vertrekken uit nationale bibliotheken, al moeten vele landen zo op zoek gaan. Het is daarom evenmin toevallig dat oorspronkelijk in dit project zoveel te doen was - en eigenlijk vandaag nog - om de Koninklijke Bibliotheek en vooral het N.C.W.T.D. Hoe ook, men kan vaststellen dat een eerste omvangrijk project van samen- werking niet tot stand is gekomen binnen de bibiiotheekgeledingen, nog minder binnen een bibliotheekorganisatie en dat in regeringskringen uitsluitend de Koninklijke Bibliotheek als een volwaardig instrument is erkend geworden. Het zou nochtans niet eerlijk zijn stenen te werpen naar de twee genoemde geledingen. Waarom is het zo gelopen ? Hoe komt het toch dat in België een dergelijke procedure bijna als normaal wordt geacht. 325. Buitenlandse procedures Vooreerst bestaat er in de Duitse Bondsrepubliek het "nationale” plan (1)> waarin het volledige complex van bibliotheken is opgenomen. Naast de resultaten van statistisch en rentabiliteitsonderzoek worden ook normen en criteria voorgesteld die telkens duidelijk terugvallen op een breeduitgewerkte filosofie met de daaraangekoppelde werkmethodes. Het zou verwondering baren moest het probleem van de automatie niet in alle scherpte gesteld geweest zijn en zouden daaruit niet een aantal goedgeformuleerde suggesties kunnen afgeleid worden. Ook is veel aandacht besteed geworden aan de finaliteit van de bibliotheektypen, opgedeeld in vier geledingen, en aan de onderlinge taakverdeling. Dit buitengewoon rijkgevulde document geeft de neerslag van jarenlange voorstudie en onderzoek, getoetst tijdens talrijke bijeenkomsten aan de opvattingen en de ervaringen van zovele Duitse bibliothecarissen en buitenlandse raadgevers. Dit plan biedt een bij- zonder mooi voorbeeld van een integraal bibliotheekbeleid. Ook op regionaal niveau, d.w.z. binnen de grenzen van een Land, worden beleidsvoorstellen ontwikkeld waartussen deze van Baden-Würtenberg wellicht de best uitgewerkte idee aanbieden (2). Het blijft bewondering wekken op welke merkwaardige basis alle zeer concrete voorstellen van automatie over oppervlakteberekeningen naar personeelsnormen toe vertrekken. Naast ieders taak is er de gezamenlijke opdracht naar de gebruiker toe en de gelijktijdige ontwikkeling van deze twee uitgangspunten is geen ogenblik onderbroken of losgelaten. De vier Scandinaafse landen (3) evolueren in hoge mate evenwijdig aan elkaar. Gemeen- zaam zijn de nationale overleg- en adviesorganen die een beleid uitstippelen. Vandaaruit kunnen deelprojecten worden opgezet die ergens toch bij elkaar aansluiting zullen vinden dankzij de gemeenschappelijke krachtlijnen. Zo hebben Noorwegen en Zweden bijzonder veel aandacht besteed aan de taakverdeling en de opleiding (Norwegian documentdata, opgericht in 1973). Als een gevolg van een dergelijke politiek is LIBRIS, het nationaal project voor automatie van onderzoeksbibliotheken ontstaan, waaraan de gedachte van een nationale leenbibliotheek wordt gekoppeld. In Groot-Brittanië (4) is van 1964 tot 1973 grondig gewerkt aan nationale, regionale en plaatselijke krachtlijnen voor een bibliotheekbeleid. Eén ministerie - Department of Edu- cation and Science - wil de eenheid van het bibliotheekwezen duidelijk stellen. Een (1) Cfr. supra Bibliotheksplan '73. (2) Gesamtplan für das wissenschaftliche Bibliothekswesen. Pullach, Verlag Dokumentation, 1973, 2de oplage. Bd. 1 : Universitâten ; Bd. 2 : Hochschulen, ADV-Einsatz, Koopèration. (3) Hâkli, E. : National planning of research librarles in Skandinavia. IFLA paper, Washington, 1974. (4) Hookway, H. : National Library planning in Britain. IFLA paper, Washington 1974. 16 / Bibliotheekgids — Jg. 52 — Nr. 1 — 1976