Eindstations (meestal beeldschermen) voor gebruik door het publiek zelf zijn uitzonderlijk op dit ogenblik. De National Library of Medecine te Bethesda experimenteerde in het begin van 1974 met een verbinding via beeldschermen met hun on-line catalogus (CATLINE : 160.000 titels), maar het experiment werd gestaakt. National Agricultural Library on- derzocht onlangs de mogelijkheid om de kaartcatalogus in januari 1976 af te sluiten en te vervangen door een on-line-verbinding met de CAIN- (Cataloguing en indexing) database, maar kwam tot het besluit dat het financieel niet haalbaar was deze stap te ondernemen voor 1980 (Bierman, p. 289). De bibliotheek van de Ohio State University plant evenwel vanaf zomer 1975 de gebruiker vrije toegang te verlenen tot zijn electronische catalogus door middel van negen beeldschermen.3 De redenen voor deze eerder aarzelende aanpak zijn duidelijk. Een ex- clusieve on-line catalogus voor het publiek is duur. Aanzienlijke bedragen dienen besteed aan de constante aansluiting met een toegang tot een grote computerconfiguratie. Ik beschik niet over exacte cijfers van deze kosten, die erg kunnen variëren naargelang het aantal uren van aansluiting, de om- vang van de catalogus en het gebruikte online-systeem. Maar in een grote wetenschappelijke bibliotheek, geopend gedurende zegge 80 uren per week en met een half miljoen bibliografische beschrijvingen zou ik de kosten ramen op ong. 8 à 12 miljoen BF per jaar. Dit zouden de minimale uitgaven voo huur zijn ; de software-, onderhouds- en werkingskosten zijn in deze bedragen niet begrepen ; voor een totaal systeem moet men veelal deze bedragen met een factor 2 of 3 vermenigvuldigen. Het is duidelijk dat, behoudens subsidiëring, uitgaven van deze orde buiten het bereik liggen zelfs van zeer grote bibliotheken. De kosten kunnen evenwel scherp dalen indien men in een netwerk samenwerkt of indien men de computer deelt met andere gebruikers (time-sharing).4 Een economisch verantwoord biblio- theeknetwerk is in wezen een kwesttie van schaal ; indien men de huidige kosten van on-line-verwerking nagaat, valt het te betwijfelen of het biblio- theeknetwerk met minder dan 20 à 30 deelnemers (ieder met de omvang van een gemiddelde of grote wetenschappelijke bibliotheek) economisch aanvaardbaar is. Daarenboven vereist werken in een bibliotheeknetwerk een grote inzet van arbeid inzake uniformisering en standaardisering van procedures, een domein, waarin, zacht gezegd, de bibliotheekwereld van dit land niet uitblinkt. Naast de aansluitingskosten moet in iedere bibliotheek ook de eigen investeringskosten betalen. Een geschikt beeldscherm kost tegenwoordig in 3. H. Atkinson, direkteur van de Ohio State University Libraries. geciteerd door Mary K. Daniels Ganning. The catalogirs nature and prospects, in : Journal of librarv automation. 9 (1976). p. 62. 4. Cf. S. K. Martin. Library networks, 1976-77. New York. 1976. 122 / Bibliotheekgids Wilg. 53 — Nr. 2-3 — 1977