Venus Victrix
Venus, de godin van de liefde, won de gouden appel uitgeloofd door Paris in een schoonheidswedstrijd. Dit werk werd door Renoir niet zelf gemodelleerd, maar wel volgens zijn aanwijzingen, door een jong beeldhouwer Richard Guino, die leerling van Maillol was geweest. Deze werkwijze werd gesuggereerd door Renoirs vriend en kunsthandelaar Ambroise Vollard, daar de handen van de kunstenaar nagenoeg verlamd waren. Eén van de vroegere tekeningen van Renoir gaf vooreerst aanleiding tot het maken van een "kleine staande Venus" in 1913, waaruit de "Venus Victrix" in 1914 verder werd ontwikkeld. Het was Renoirs bedoeling een "Liefdetempel" te maken, een hemicycle van ca. 4 m. doorsnede en overkoepeld, waarin de Venus Victrix in het midden zou worden geplaatst. De Venus zou een voetstuk krijgen waarop de scènes van het "Oordeel van Paris" zouden worden afgebeeld. Een bas-reliëf, voorstudie van 12,5 x 15 cm. werd in die zin door Guino uitgewerkt, naar een schilderij van Renoir. In de Venus Victrix is het beeldhouwwerk van Renoir volkomen van het impressionisme bevrijd en tot een gave opbouw gekomen; voorbeelden uit de Griekse beeldhouwkunst zijn niet vreemd aan dit streven naar evenwicht en harmonie.