Saialaniun
iatas
Hiuiiiii
e

anstasienensan


betreffend Sicherstellung der im öffentlichen
Interesse erforderlichen Arbeiten.
Art. 1.
Wer die Uebernahme oder die Fortsetzung
einer im öffentlichen Interesse liegenden und
von deutschen Behörden verlangten, seiner
beruflichen Tätigkeit entsprechenden Arbeit
ohne hinreichenden Grund verweigert, wird
mit Haft oder mit Gefängnis bis zu einem
Jahre bestraft.
Als hinreichend ist insbesondere jeder auf
dem Völkerrechte beruhende Grund anzu-
sehen.
Art. 2.
Artikel 2 der Verordnung vom 19. Novem-
ber 1914 (Gesetz- und Verordnungsblatt
Ne 17, S. 57) wird durch folgende Bestimmung
ersetzt :
Wer es unternimmt, Personen von der
Uebernahme oder der Fortsetzung
einer im öffentlichen Interesse liegenden
und von deutschen Behörden verlangten, seiner
beruflichen Tätigkeit entsprechenden Arbeit
oder
einer Arbeit für deutsche Behörden oder
für Unternehmer, die von deutschen Behörden
beauftragt sind,
durch Zwang, Drohung, Ueberredung oder
andere Mittel abzuhalten, wird mit Gefängnis
bis zu fünf Jahren bestraft.
Art. 3.
Wer einer nach Artikel 1 strafbaren
Arbeitsverweigerung durch Gewährung von
Unterstützungen oder auf andere Weise wis-
sentlich Vorschub leistet, wird mit Geldstrafe
bis zu zehntausend Mark bestraft, neben
welcher auf Gefängnis bis zu einem Jahre
erkannt werden kann.
Art. 4.
Leisten Gemeinden, Vereinigungen oder
sonstige Veranstaltungen der Arbeitsverwei¬
gerung gemäss Artikel 3 Vorschub, so wird
die Strafe gegen die leitenden Personen ver-
hängt.
Art. 5.
Beträge, die nachweisbar zur Unterstützung
der in Artikel 1 genannten Personen bestimmt
sind, werden zugunsten des belgischen Roten
Kreuzes eingezogen.
Art. 6.
Zuständig sind die deutschen Militärgerichte
und die deutschen Militärbehörden.
Art. 7.
Unabhängig von den vorstehenden Bestim-
mungen können in geeigneten Fällen Zwangs-
auflagen von den hierfür zuständigen Stellen
festgesetzt werden.
Art. 8.
Diese Verordnung tritt mit ihrer Verkün-
digung in Kraft.
Brüssel, den 14. August 1915.
Der General-Gouverneur in Belgien,
Freiherr VoN BISSING,
Generaloberst.
C. C. V nr 3297.
betreffend het verzekeren van werken
van openbaar belang.
Art. 1.
Wie weigert zonder wettige redens werk te
verrichten of voort te zetten, dat in ’t openbaar
belang ligt en door de Duitsche overheid ver¬
langd wordt, hoewel het met zijne beroeps¬
werkzaamheid strookt, wordt met hechtenis
of met ten hoogste éen jaar gevangenis gestraft.
Als voldoend moet inzonderheid elke op
het volkenrecht steunende grond beschouwd
worden.
Art. 2.
Art. 2 der Verordening van 19 Novem-
ber 1914 (Wet- en Verordeningsblad n' 17.
bz. 57) wordt door de volgende bepaling ver-
vangen :
Wie het beproeft, personen van het aan-
vaarden of voortzetten van
een in ’t openbaar belang liggend en door
de Duitsche overheid verlangd, met zijn
beroepswerkzaamheid strokend werk
of
een werk voor de Duitsche overheid of
voor ondernemers, die voor de Duitsche over-
heid werken,
door dwang, bedreiging, overreding of andere
middelen af te houden, wordt met ten hoogste
vijf jaar gevangenis gestraft.
Art. 3.
Wie eene volgens artikel 1 strafbare werk-
staking door verleenen van onderstand of op
welke andere wijze wetens in de hand werkt,
wordt met ten hoogste tienduizend mark
gestraft, waarbij nog ten hoogste éen jaar
gevangenis kan gevoegd worden.
Art. 4.
Wordt de werkstaking door gemeenten,
maatschappijen of andere inrichtingen volgens
artikel 3 in de hand gewerkt, zoo wordt de
straf tegen de leidende personen uitgesproken.
Art. 5.
Geldsommen, waarvan bewezen wordt, dat
ze tot onderstand der onder art. 1 vermelde
personen moeten dienen, worden ten bate van
het Belgisch Roode Kruis aangeslagen.
Art. 6.
Bevoegd zijn de Duitsche krijgsrechtbanken
en de Duitsche krijgsoverheden.
Art. 7.
Onafhankelijk van hiervorenstaande bepa-
lingen kunnen in passende gevallen dwang-
belastingen door de hiertoe bevoegde over¬
heden opgelegd worden.
Art. 8.
Deze verordening wordt met de afkondi-
ging van kracht.
Brussel, den 14° Augustus 1915.
Der General-Gouverneur in Belgien,
Freiherr voN BISSING,
Generaloberst.

concernant les mesures destinées à assurer
l'exécution des travaux d'intérêt public.
Art. 1er
Quiconque, sans motif suffisant, refuse d'en¬
treprendre ou de continuer un travail d'inté¬
rêt public conforme à sa profession et ordonné
par une autorité allemande sera passible d'une
peine d'emprisonnement de police ou d’em¬
prisonnement correctionnel d’un an au plus.
Tout motif concernant le refus de travailler
sera valable s’il est admis par le droit des
gens.
Art. 2.
L'art. 2 de l'arrêté du 19 novembre 1914
(Bulletin officiel des lois et arrêtés n° 17, p. 57)
est remplacé par la disposition suivante :
Est passible d'une peine d'emprisonnement
de 5 ans au plus, quiconque, par contrainte,
menaces, persuasion ou d'autres moyens,
tente d'empêcher d'autres personnes d’entre¬
prendre ou de continuer
un travail d'intérêt public conforme à leur
profession et ordonné par une autorité alle¬
mande
un travail pour compte d'une autorité alle¬
mande ou pour compte d'un entrepreneur
agissant en vertu d'un mandat d'une autorité
allemande.
Art. 3.
Quiconque, sciemment, par des secours ou
d'autres moyens, favorise le refus de travailler
punissable en vertu de l'art. 1e sera pas¬
sible d'une amende pouvant aller jusqu'à
dix mille marcs; en outre, il pourra être con¬
damné à une peine d'emprisonnement d'un an
au plus.
Art. 4.
Si des communes, associations ou d'autres
groupements favorisent le refus de travailler
de la manière prévue à l'article 3, les chefs en
seront rendus responsables conformément à
cet article.
Art. 5.
S'il est prouvé que certaines sommes sont
destinées à secourir les personnes désignées à
l'article 1°, ces sommes seront confisquées au
profit de la Croix Rouge de Belgique.
Art. 6.
Les infractions au présent arrêté seront
jugées par les tribunaux ou autorités militaires
allemands.
Art. 7.
Indépendamment des prescriptions précé¬
dentes, les autorités compétentes pourront,
quand il y aura lieu, imposer des contributions.
Art. 8.
Le présent arrêté entrera en vigueur le jour
de sa publication.
Bruxelles, le 14 août 1915.
Der General-Gouverneur in Belgien,
Freiherr voN BISSING,
Generaloberst.