en Pre % arne din pmm nn ar ne Ee Kn ” de on 7 Ee bere = El e Ï 106 Even sta ’k, wijl ik ’n sigaret aansteken moet, Als Mefistofeles, in ’n korte, gele gloed ; Schaduw en licht spelen langs m’n aangezicht. Verveling komt mij voor de zwaarste levensplicht. Ik staar en denk bij de wolkjes : In ene gracht Verdronk Ophelia; m’n lief ging door ’n mistige nacht Van mij ; Berenice, Beatrix, vele mooie vrouwen Zullen zich in dees sigarettenrook voor mij ontvouwen. Uit m’n sigaret stijgt Salome, en ook Haar sluiers zijn geweven uit mn ronde rook. Ik zelf voel me als de Tetrarch Herodes, die scherp toeziet En bij ’t sterven van de doem-dans, de dood des [Dopers gebiedt. Zó stijgen uit m’n rook die leenge, lauwe lijven, Om in 'n doezelende dans verveling te verdrijven.