HOE DE NACHTRAAF AREND WORDT. 339 van Gorl, die voor haar staat en wien het weenen meer nabij is dan het lachen. Dat treft haar en ze zegt : „Ik ben de dochter van grootvader Gorl.” „Goed gesproken,” zegt deze, „maar Bert Bron is ook mijn aangenomen zoon; ik zou gelukkig zijn als mijne twee pleegkinderen konden gelukkig zijn.” De strijd is nog niet gestreden. „Ae zijn rijk,” zegt Nelia, op de Bronveld’s doelende. „Gij zult het ook eens zijn, hief kind,” antwoordt van Segelaer met een stillen glimlach op het wezen. „Gij hebt eenen naam, een onbesproken leven, een eerlijk en fier hart evenals Romald. … Of houdt ge niet van Romald ?” Driftig richt Nelia zich op, wendt zich om als wil zi haar aangezicht verbergen en mompelt met eene doffe, geprangde en hartstochtelijke uitdrukking : „Hij is mij liever dan mijn leven….” „Welnu dan?” roept neef van Segelaer blijmoedig uit. ‚Later, later *’ mort zij ; „laat eerst de storm in mij bedaard zijn !’ 1884.