Full text |
worden door de Troupen van sijne Sere-
nissime Hoogheydt, aen Prinee Charles
van Lorreynen, den welcken naer eenen
algemeypen Cryghs-Raedt eyndelyck be-
sloten-heeft den 17. deser met de Saxische
Cryghs-macht in order van battaille langs
de Geberghtens naer Bohemen te trecké,
sonder van de Pruyssische in de Achter-
hoede merckelyck verlies te lyden.
Dresden heeft sich den 18. deser by Ca-
pitulatie aen sijne Pruyssische Majesteyt
overgegeven , alsoo den Generael Bose,
den welcken aldaer Commandeert, niet
geraetsaem gevonden en heeft fich te ver-
dedigen, op dat het Ceurvorstelyck Paleys,
en menighvuldige andere kostelycke Ge-
bouwen , door de Vyandtlycke Bomben
niet en souden verwoest worden.
Naer dat den Koninck van Pruyssen op
den boven-gem. dagh s’morgens ten 9.
uren fijnen publiecken Intré in Dresden
gedaen, en bevel gegeven hadt, om 2560.
Mannen van sijn Volck, de welcke swaer-
lyck gequetst zyn, op het sorghvuldighste
te cureren , wierdt het Saxisch garnisoe-
van die Hooft Vestinge ontwapent, ende
voor Cryghs gevangenen verklaert. Den
Koninck begaf fich vervolgens naer her
Ceurvorstelyck Hoff, omhelsde aldaer op
het alderteerfte de 5. konncklycke kin-
ders, de welcke sijne Polsche Majesteyt in
dat Paleys gelaeten hadt.
De schattingen,de welcke door de P-uy-
sische in de Saxische Landen afgeeyscht
worden , zyn soo buyten-spoorigh groot,
dat het Paleys van den Hertogh van Weis-
senfels alleen op den tyt van 4 dagen 200.
duysent Pattacons moet opbrengen.
De brieven uyt Dresden van den 20.
deser bevestigen alle het voorgaende dogh
voegen'er by , dat sijne Polsche Majesteyt
eyndelyck den Grave Sturenbergh met
den Baron van Bulow, als fijne volmach-
tighde Afgesanten benoemt hadt tot het
treffen van een vergelyck met het Hoff
van Berlin. De by een-komsten tot het
eyndigen van dit groot werck aen t'welc-
ke van wegens haere Keyserlycke Maje-
steyt de Koninginne van Hongaryen den
Grave Fredericus van Hartach insgelycks
de handt fai st-en, sullen by den Grave van
Godewils , die aen 18 deser uyt Berlin in
Dresden aengekomen is, nogh dese weke
geopent worden.
MONTROSS, den 11. December.
Het grootste gedeelte van het Convoy,
den 26. der voorlede maendt uyt Duyn-
kercken, tot ondersteuninge van den jon-
gen Ridder van St. Joris, in Zee gesteken,
is den 5. 6. en 8. deser hier binnen ghc-
zeylt, dogh de overige zyn in de hier-on-
trent-liggende havens sonder eenigh ver-
lies aengekomen; Mylord Gordon, Broc-
der van den Hertogh van dien naent, hadt
weynige dagen te vooren aen het hooft
van 2000. bergh-schotten de Zee-kusten
soodaenighlyck beset, dat alle het Man-
schap met hun Wapen-getuygh ongeain
dert ontscheepris, naer dat de Duynkerck-
sche Vaertuygen eene Engelsche Fregatte
van 16 stucken Canon, die dese landin-
ghe scheen te willen beletten , bemacht
tight hadden. t’Sedert de vervoeginge
van dese nieuwe Troupen by de boven-
ghemelde Bergh-schotten,hebben de Aen-
hangers van het Huys van stuard eenen
gewichtigen Post (door 6oo. Mannen be-
waert) by soodaenige Capitulatie ingeno-
men , dat dese laeste in den tegenwoordi-
gen inlandtschen Oorlogh geen deel en
mogen nemen.
De Proclamatie, de welcké den Preten-
dent, soo in Schotlandt, als Engelandt,
heeft doen afkondigen, ende die insge-
lycks naer Yerlandt versonden is, behelst:
Ten I. dat alle die, de welcke in Enge-
landt Schotlandt, ofte Yerlandt, de Wa-
pens tegens het Huys van Stuard opgeno-
men hebben, de selve naer het verloop
van e weken sullen moeten wederlegge,
op straffe, dat alle hunne goederen voor
verbeurt sullen verklaert worden, welcke
Confiscatie insgelycks naer het versoop
van dry maenden sal vervallen op die, de
welcke sich bevinden op de Vloten van
groot Brittannien.
Ten I. sullen alle de Officiers,de welc
ke fich onder de Vendels van den Preten-
dent komen begeven, in hoogeren rangh
ghestelt worden, als in den welcken fy
ten tyde van het verlaeten der tegen-par¬
tye waeren.
Volgens den IIL Artkel sal een jegelyck
sonder eenigen overlast soodanige Religie
mogen volgen, als’er volgens de voor-
gaende Placcaerten in de dry Rycken toe¬
gelaeten zyn.
Ten IV. De Parlementen , soo van En-
|