Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>leven mij toegelachen; bittere dagen heb ik gekend, en ik dacht dat nu alles zou gedaan zijn, dat ik nu voorgoed het geluk zou mogen smaken met u, Helene. Ik bemin u, omdat gij mij die hoop hebt weér geschonken, den dag toen ge mijne hand, die de uwe drukte, niet teruggestooten hebt. Maar ik bid u, ik smeek u, Helene, verstoot mij niet, en zeg dat uwe weigering niet onherroepelijk is, dat ge nadenken zult.... dat ik hopen mag I Neen, Hugo, het mag .niet zijn ! Het mag niet zijn ?.... Hebt ge dan geen medelijden met mij, Helene ? Weet ge dan niet dat ge mij weér in 't ongeluk stort?.... Ik was eens rijk, Helene, en dit zeg ik u vooraleer ik van hier ga, opdat gij medelijden voor mij zoudt gevoelen. Ik ben rijk geweest. Mijn voogd, die heel mijne fortuin in handen had, zette haar in eene groote ondernemiug in Nederlandsch Indië. Aan het hoofd dier onderneming stond een man hij weze vervloekt! die door sluiperijen en oneerlijkheden de onderneming in den afgrond stortte. Heel mijne fortuin, driemaal honderd duizend gulden, werden mede opgeslorpt. "[hans moet ik werken en wroeten om 't leven door te kruipen. En 't is geen klein werk, Helene, hier, in Afrika, onder de tropenzon, de koorts en den dood te trotseeren. En midden al die zwarigheden vond ik het leven zacht, omdat gij dáár waart, Helene, die mij hopen liet, eens, als vroeger, weér gelukkig te zijn nevens u! Ik beminde u, gij bemindet mij! Nu.... Nu is alles verloren, voorgoed verloren, en evenals toen die schurk op Billitoen mij in 't ongeluk dompelde, voel ik mij nu weér ongelukkig, Helene, omdat gij mij verbiedt te hopen !.... Mij blijft niets over dan u vaarwel te zeggen, en brengen de omstandigheden</p>
</text>
|